| |
| |
| |
Bozena Czarnecka
Theun de Vries en de geschiedenis
of over het belang van het jaar 1956 voor de schrijver Theun de Vries
In oktober 1956 begon de opstand in Hongarije. Dit historisch gebeuren had ook een bijzondere betekenis voor de Nederlandse schrijver Theun de Vries, want het oefende een niet te onderschatten invloed uit op de receptie van zijn werk en op zijn reputatie als communistisch schrijver.
Theun de Vries is één van de weinige Nederlandse auteurs van wie het werk in dit deel van Europa in de afgelopen 55 jaar buitengewoon vaak en graag vertaald is. Aan onze bijeenkomst in Debrecen nemen vertegenwoordigers van een groot aantal met name middeneuropese landen deel en onder elkaar praten we naast het Nederlands 11 verschillende moedertalen. In al die talen - Hongaars, Russisch, Roemeens, Tsjechisch, Slowaaks, Duits, Bulgaars, Sloveens, Servisch, Kroatisch en Pools - zijn talrijke prozawerken van De Vries verschenen.
De schrijver Theun de Vries behoeft daarom waarschijnlijk in dit gezelschap nauwelijks verdere introductie. Toch wil ik uw geheugen graag opfrissen door een enkel algemeen gegeven over zijn persoon en zijn werk te noemen. In zijn leven weerspiegelen zich vele hoogte- en dieptepunten van de afgelopen eeuw, onder andere ook de opstand in Hongarije.
Theun de Vries is geboren in 1907 in Veenwouden, een dorp in Friesland, maar hij woont al sinds eind jaren dertig in Amsterdam. Tijdens de
| |
| |
Tweede Wereldoorlog was hij actief in het verzet en dat leidde in 1944 tot zijn gevangenschap in het interneringskamp in Amersfoort.
Hij debuteerde al op jeudige leeftijd met gedichten en bleef die gedurende zijn hele leven schrijven. Verreweg het meest productief was hij echter met zijn verhalend proza. Hij is nu in de Nederlandse literatuur vooral bekend als schrijver van historische romans. Tot zijn bekendste en/of beste werken worden gerekend Stiefmoeder aarde (1936), Het rad der fortuin (1938), Het meisje met het rode haar (1956), Het motet voor de kardinaal (1960), Moergrobben (1964), Baron (1987) en De Bergreis (1998).
Tot zijn veelzijdige oeuvre horen verder ook reisverhalen, toneelstukken, hoorspelen, biografieën en historische studies waarvan zeker twee het vermelden waard zijn: Spinoza (1972) en Ketters, veertien eeuwen ketterij, volksbewegingen en kettergericht (1982).
De Vries is bekroond met vele prijzen, waaronder de belangrijkste Nederlandse literaire onderscheiding, de P.C. Hooftprijs uit 1962 en van de Rijkuniversiteit Groningen ontving hij in 1979 een eredoctoraat.
Halverwege de jaren dertig werd Theun de Vries een overtuigd communist. Als uitgesproken tegenstander van het militarisme en het kapitalisme voelde hij zich aangetrokken tot het communisme en hij was van mening dat de Sovjet-Unie zich als enige echt tegen Hitler opstelde.
Geruime tijd is De Vries lid geweest van de CPN (Communistische Partij Nederland). Weliswaar begon hij zich na de Russische inval in Tsjechoslowakije in 1968 ook officieel van het communisme te distantiëren, maar de stap om de partij te verlaten zette hij pas in 1971 (na 35 jaar lidmaatschap). De Vries was ook vele jaren letterkundig redacteur van de communistische bladen, ‘De Waarheid’ en ‘De Tribune’.
De meeste literatuurwetenschappers kunnen de politieke stellingname van De Vries en zijn literaire werk maar moeilijk van elkaar scheiden. Dankzij de ‘Knuvelder’ - voor vele generaties extra- en intramurale neerlandici een begrip - is Theun de Vries de Nederlandse literatuurgeschiedenis ingegaan als ongetwijfeld ‘de belangrijkste socialistische - later communistische - auteur’ (Knuvelder 1964: 112). Dit soort aanduidingen blijkt trouwens bijzonder hardnekkig te zijn. Zo noemt Maarten 't Hart de auteur nog in 1987 in zijn bespreking van de historische roman ‘Baron’, die speelt in de tijd van Molière en Lodewijk de Veertiende, ‘een toch marxistische De Vries’. Hij stelt tot zijn grote
| |
| |
verbazing vast dat in het boek van zo'n schrijver - dus tegen alle verwachtingen in - ‘nauwelijks gewone, alledaagse burgers of handwerkslieden voorkomen...’.
Het valt natuurlijk niet te onkennen dat Theun de Vries in de beginfase van zijn schrijverschap rijk uit het socialistisch-realisme putte en als belangrijke inspiratiebron gebruikte. Tegelijk moet men ook erkennen dat het alleen om de beginfase ging en dat het nooit een puur socialistisch-realisme was. Immers als auteur staat hij slechts op de heel algemene kenmerken ervan. Daarom is het ook zo moeilijk om een boek van hem aan te wijzen waarin hij de regels van deze richting op dogmatisch eenzijdige wijze toegepast heeft, zelfs als dit wellicht zijn bedoeling is geweest.
Naast zijn literaire werk was De Vries ook actief als publicist. Zo pleitte hij voor het communisme en daarmee riep Theun de Vries de meeste irritaties op bij zijn landgenoten. Een voorbeeld daarvan vinden we bij Willem Frederik Hermans, die zich heel erg heeft ingespannen om De Vries een slechte reputatie te bezorgen als communistisch schrijver. Door wat Willem Frederik Hermans ooit over hem schreef, onder andere in ‘Mandarijnen op zwavelzuur’, leek hij wel voorgoed getekend te zijn.
Al in 1955, toen het communisme nog niet door iedereen in West-Europa werd aangezien voor wat het was, maakte Hermans korte metten met het enthousiaste reisverslag dat Theun de Vries schreef over de rondreis die hij op uitnodiging van de Hongaarse regering maakte door de toenmalige volksdemocratie Hongarije.
Hermans maakte belachelijk wat De Vries over Hongarije anno 1955 berichtte als ‘een land met ketens rusthuizen’, waarin arbeiders ‘wandelen, zwemmen, lezen’ of hij haalde spottend de woorden van De Vries aan: ‘zij hebben een bibliotheek tot hun beschikking, biljarten en tafeltennissen en er is zelfs een serieuze schaakcompetitie!’ (Hermans 1983: 64). Hermans vond dat De Vries toen zo mistroostig over zijn eigen vaderland schreef, dat hij zich afvroeg waarom De Vries eigenlijk niet in dat paradijselijke Hongarije was gebleven: ‘Waarom zou Theun in Hongarije van een wal eten, terwijl hij nu als een tweekoppige ezel tussen twee hooischelven staat?’ (Hermans 1983: 64). Bij Hermans zijn er meer van die sarcarstische zinnetjes die in je geheugen blijven zitten en waarvan je je niet los kunt maken....
De houding van Hermans tegenover het communisme was zonder illusies, dat kan men onder andere afleiden uit zijn haat tegen alle reli- | |
| |
gieuze, politieke, filosofische of psychologische systemen die pretenderen een orde in de werkelijkheid te kunnen scheppen. De acceptatie van het communisme door De Vries zou onder andere voortvloeien uit zijn sterke antifascistische overtuigingen.
Hermans verweet De Vries verder ook nog dat hij ‘een huursoldaat van de vrede was’. De Vries reageerde op deze kritiek door van zijn kant Hermans te kleineren en de kracht van zijn uitspraken te ondergraven. Hij noemt Hermans ‘iemand met een reactionaire inslag’ en betitelt hem ook als iemand die 'professioneel tegen links ageerde (...) en ‘zich het behaaglijkst voelt als hij mensen ongeremd kan beledigen, en is dan bereid voor een uurtje van leedvermaak alle middelen in te zetten. Als er maar applaus komt’ (Waarsenburg 1984: 95).
Hongarije komt in de biografie van Theun de Vries na het plezierreisje in 1955 nogmaals voor. Dat gebeurt al een jaar later in 1956, in verband met het historische gebeuren dat als de Hongaarse opstand de geschiedenisboeken ingegaan is. De houding die de schrijver toen innam ten opzichte van wat er in Hongarije gebeurde, had verregaande consequenties in zijn verdere leven.
Zoals bekend brak de opstand op 23 oktober 1956 uit. Het begon met een sympathiebetuiging aan een liberalisatiebeweging in Polen. Tijdens een demonstratie in Boedapest opende de veiligheidspolitie het vuur op de demonstranten. Omdat ze de situatie niet meer konden beheersen rukten de Sovjetbezettingstroepen met tanks op. Als gevolg daarvan breidde de opstand zich snel over heel Hongarije uit. Het Hongaarse leger koos de zijde van de opstandelingen. Een nieuwe regering onder Nagy willigde de eisen van die laatsten in: o.a. terugtrekking van de Sovjettroepen, vrije verkiezingen en afschaffing van de veiligheidspolitie. De Sovjetregering trok hierop haar troepen uit Boedapest terug. Op 1 november trad Hongarije uit het Warschaupact, en verklaarde zich neutraal. Twee dagen later werd een Hongaarse delegatie die de definitieve terugtrekking van de Russische legers wilde bespreken, door de Russen gearresteerd; tegelijkertijd begonnen de Sovjettroepen de aanval op de Hongaarse hoofdstad en andere steden. Het duurde tenminste vier dagen voor het verzet gebroken was. Nagy en zijn volgelingen werden door Sovjetmilitairen gevangengenomen.
De Communistische Partij Nederland was in die tijd een gewillig werktuig in Russische handen. De CPN schaarde zich dan ook onvoor- | |
| |
waardelijk achter de inval van de Sovjet-Unie. Ook partijlid Theun de Vries - na aanvankelijk even getwijfeld te hebben - keurde het ingrijpen goed.
In 1984 vele jaren naar zijn uittreden uit de CPN, maar enkele jaren voor de val van het communisme, kon hij zich dat nog goed herinneren. De politieke achtergronden van de hele situatie legde hij toen als volgt uit:
‘Door de destalinisatie is er in Hongarije een echte volksbeweging op gang gekomen die zich tegen de oude communistische partij richtte en begon met het neerhalen van standbeelden van Stalin. Toen deze beweging groeide, bemoeiden er zich allerlei duistere elementen mee, waardoor wij het gevoel kregen dat het geen opstand was van werkelijke communisten tegen communisten die gefaald hadden. (...) Bij deze volksopstand voegden zich voormalige fascisten en rechtse types, zoals er in al die landen natuurlijk nog altijd zaten.’ (Waarsenburg 1984: 109-110)
Soortgelijke beweringen laten er geen twijfel over bestaan dat De Vries zich als spreekbuis van officiële Russische standpunten liet misbruiken. Op die manier maakte hij propaganda voor de Sovjet-Unie en haar belangen. Hij gaf de argumenten van de Sovjets klakkeloos door aan de publieke opinie in Nederland en probeerde die argumenten te verdedigen tegen aanvallen van critici. Theun de Vries nam zich in die tijd serieus voor om de Nederlandse maatschappij op de hoogte te stellen van het ‘ware’ karakter van de Hongaarse ‘onlusten’, want hij vond dat de media leugenachtige nieuwsberichten verspreidden. Hijzelf en zijn partijgenoten beschikten toch over een veel betere en betrouwbaardere informatiebron...
‘Ondertussen kregen we van de Hongaarse ambassade meer en meer informatie over wat er tijdens de opstand nu precies gebeurd was. Uit deze informatie bleek ons, dat bijvoorbeeld gevangenissen waren open gezet waardoor allerlei criminelen van de situatie misbruik hadden gemaakt door zich in de beroering te mengen.’ (Waarsenburg 1984: 111)
Over de reactie van de Nederlanders op de opstand in Hongarije wist Theun de Vries nog het volgende te vertellen:
| |
| |
‘In Nederland werd deze opstand verheerlijkt tot een mooi staaltje van anti-communistische strijd die gevoerd werd door onvervalste vrijheidshelden. (...) Felix Meritis - het partijgebouw - werd bestormd en belegerd. “pak ze en hang ze op!” of “Sla ze dood” werd er geschreeuwd. Er werd gepoogd om de deuren van het partijgebouw te forceren. De verdedigers bekogelden de woedende menigte met wat ze konden vinden.’ (Waarsenburg 1984: 110)
Het is interessant om de uitspraken van De Vries te contrasteren met enkele citaten uit de recente bestseller van Geert Mak, ‘De eeuw van mijn vader’ (1999). Mak schetst de genoemde gebeurtenissen uit een geheel ander perspectief en stelt ze daarmee in een ander daglicht:
‘De Nederlanders reageerden ongekend fel op de gebeurtenissen in Boedapest. De laatste oproepen van de vrije Hongaarse zender werden keer op keer herhaald (...). In alle scholen, kantines en werkplaatsen werd omwille van Hongarije een minuut stilte in acht genomen. Alleen de communisten werkten door.’ (Mak 1999: 425)
Mak noemt ook die belegering van het communistische hoofdkwartier:
‘Voor het gebouw Felix Meritis in Amsterdam, het hoofdkantoor van de CPN ontstond een enorme volksoploop. (...) Veel demonstranten wilden dat Nederland de Hongaren te hulp kwam en eisten militair ingrijpen van de NAVO.’ (Mak 1999: 425)
Theun de Vries toonde zich in 1956 aan de ene kant menselijk bewogen met het lot van de Hongaarse schrijvers en het Hongaarse volk, dat blijkt ook uit zijn privé-correspondentie (Van Vliet 1987: 18), maar aan de andere kant deed de ‘hulpactie van de broederlijke Sovjettroepen’ in Hongarije niets af aan zijn loyaliteit ten aanzien van het communisme. Hij was zonder twijfel geschokt, zeker in het begin, en de inval stelde hem voor een moeilijk dilemma. Dat loste hij uiteindelijk op door het gewelddadige ingrijpen in Hongarije te beschouwen als een noodzakelijke stap op weg naar de volmaakte samenleving. ‘Hongarije’ was misschien een erg hoge prijs, maar die moest toch betaald worden om uiteindelijk dichterbij te komen bij de schone toekomst.
| |
| |
Theun de Vries weigerde destijds de inval van de Sovjet-Unie in het openbaar te bekritiseren. Waarom? Omdat men partij en kameraden in voor- en tegenspoed trouw moet blijven. In een brief aan Emmy van Lokhorst van 20 november 1956 schreef hij daar over:
‘Ik heb over het Sovjet-communisme' ook wel iets te zeggen, misschien meer dan jij vermoeden zou. Maar dat doe ik niet, terwijl [men] mijn Partij met de rug tegen de muur perst en haar een revolver op de borst zet. Dat doe ik, als ik daartoe het moment geëigend acht. Niemand kan mij dat moment voorschrijven, noch mij tot een verrader van oude politieke kameraden [maken].’ (Van Vliet 1987: 18)
Nu - jaren later - kan de schrijver zijn toenmalige naïviteit alleen maar betreuren en dat doet hij ook:
‘De Russen hebben ook een lelijk spel met ons gespeeld. De Grote Russische Illusie noem ik het maar. (...) achteraf noem ik mijn ijveren voor hen een geval van valse loyaliteit. (...) Je werd bedrogen, maar je bleef loyaal... Maar het was toen heel moeilijk om te erkennen dat je op het verkeerde paard had gewed.’ (‘Eindhovens Dagblad’, 1994)
Vandaag durft De Vries dus openlijk toe te geven dat hij zich nog steeds ‘besmet’ voelt vanwege zijn houding ten aanzien van de Hongarije-zaak.
De opstand in Hongarije gaf aanleiding tot het openen van een ‘jacht’ op communisten in alle westerse landen, ook in Nederland, ook in de voornaamste literaire kringen. De grote meerderheid van Nederlandse schrijvers wenste toen namelijk niet langer samen met communisten in één organisatie te zitten. Dat betekende dat ook De Vries niet meer geduld werd in hun midden. Hij moest op een bestuursvergadering bij de PEN-Club Nederland verschijnen en ‘verantwoording afleggen voor de daden van de Russen’ (Waarsenburg 1984: 114). Men verweet hem o.a. dat hij geen goede Nederlander was en ook dat hij in dienst was getreden van een vreemde mogendheid. Achteraf noemde de schrijver deze bijeenkomst ‘het laatste oordeel’ (Waarsenburg 1984: 114), een uiterst onaangename ervaring die in zijn geheugen onuitwisbaar geprent is. Tegelijk met enkele gelijkgestemde collega's werd er bij de Nederlandse
| |
| |
PEN-afdeling uit gegooid. In verband met de zaak-Hongarije wachtte hem nog een tweede proces, namelijk bij de Vereniging voor Letterkundigen. Daar stond slechts één punt op de agenda: de beoordeling van de VVL-leden die met het communisme en de Sovjet-Unie sympathiseerden.
Hoe is dit alles afgelopen?
Het Nederlandse, in het begin zo felle, anti-communisme is op den duur afgesleten en de storm is overgewaaid. In het geval van de schrijver Theun de Vries is al vanaf de jaren zestig een langzaam proces van eerherstel op gang gekomen, getuige ook de genoemde P.C. Hooftprijs in 1962. Zijn talrijke pogingen om opnieuw lid van de PEN-club te worden liepen nog jarenlang op niets uit. Pas nadat hij in 1971 de communistische echter partij had verlaten, mocht hij opnieuw toetreden tot de Nederlandse PEN-club. Theun de Vries heeft dus uiteindelijk flink moeten boeten voor zijn verkeerde opstelling in de roerige dagen van de Hongaarse opstand in het jaar 1956.
| |
Bibliografie
Amerongen, M.: Van stalinist naar heimatloze linkse. De groene Amsterdammer, 22.04.1987. |
Beckum, P. van: Theun de Vries, een taaie marxist. Rotterdams Nieuwsblad, 02.05.1987. |
Boelens, J.: Gesprekken op donderdag. Theun de Vries praat met Jan Boelens. Amsterdam, 1981. |
Etty, E.: Ik ben een celletje op mezelf, Gesprek met Theun de Vries. NRC Handelsblad, 25.04.1997. |
Hart, M. 't: In de schaduw van de Zonnekoning. NRC Handelsblad, 12.06.1987. |
Hermans, W.F.: Mandarijnen op zwavelzuur. Amsterdam, 1983. |
Knuvelder, G.P.M.: Handboek tot de moderne Nederlandse letterkunde. Amsterdam, 1964. |
Mak, G.: De eeuw van mijn vader. Amsterdam, 1999. |
Tuitjer, K.: De 30-jarige oorlog van Theun de Vries. Eindhovens Dagblad 13.07.1994. |
| |
| |
Vliet, Eddy van: Contouren van de schrijver en communist Theun de Vries. In: Bzzlletin, 19 (1989), nr 169. |
Waarsenburg, H. van de: Theun de Vries. Voetsporen door de tijd. Portret van een kunstenaar. Amsterdam, 1984. |
Waarsenburg, H. van de: Mijn hele werk is één grote liefdesverklaring. In gesprek met Theun de Vries. In: Bzzlletin, 19 (1989), nr 169. |
|
|