Acta Neerlandica 2
(2002)– [tijdschrift] Acta Neerlandica– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 45]
| |||||||||||||||
Jerzy Koch
| |||||||||||||||
[pagina 46]
| |||||||||||||||
die diepe hart sal altyd voel -
ons is verborge-een.
De reden voor deze aanhaling is niet alleen de gastvrije ontvangst in het wijnland Hongarije - nee, ook dit dat wij neerlandici uit verschillende contreien eveneens ‘verborge-één’ zijn.
De auteur van het boek dat ik in Leuven kocht, de Amsterdamse advocaat Tom Phijffer (2000), gaf aan zijn publicatie de ondertitel: Het handelen van Eduard Douwes Dekker in rechtshistorisch perspectief. Mijn eerste reactie was: daar heb je het al weer - de Multatulianen aan de ene kant en de tegenstanders van de schrijver aan de andere. Later begon ik te reflecteren over het opmerkelijke fenomeen Multatuli: sinds bijna 150 jaar wordt zijn oeuvre vanuit verschillende ideologische, politieke, literaire en methodologische standpunten bediscussieerd en desalniettemin kan zijn figuur nog steeds de gemoederen in de Lage Landen doen verhitten, getuige bijv. de discussies in het herdenkingsjaar 1987. Zijn optreden in Lebak en zijn optreden als auteur stellen ook vandaag de kwestie van zijn betekenis en zijn actualiteit aan de orde. Zijn actieve receptie - die weliswaar verscheidene vormen aanneemt - is een fenomeen in het Nederlandse letterland. Hierover wil ik me buigen.
Het in Leuven aangekochte boek Het gelijk van Multatuli bracht mij op een aantal ideeën, bijv. dat de dynamische receptie van Multatuli niet minder verwonderlijk is dan het feit dat ze zelf nooit onderwerp van degelijk onderzoek is geworden. Met andere woorden er is - bij mijn weten - niemand die de poging heeft ondernomen om het geldend Multatuli-discours te definiëren.Ga naar eind1 Volgens mij kan dit zeer leerzaam zijn om de Multatuli-studies typologisch te rangschikken en de vakliteratuur kritisch in te delen volgens bepaalde modellen van receptie. Deze diagnose van bestaande interpretaties kan tevens dienen als vertrekpunt voor de prognose van de verdere ontwikkeling van de Multatuli-studie. Het is natuurlijk niet doenlijk om zich de reusachtige Multatuli-literatuur voor de geest te halen.Ga naar eind2 De stroom publicaties die in de loop der jaren zijn ontstaan kan men in twee basale categorieën onderbrengen. De traditionele benadering van Multatuli pendelt tussen het biografisme en de tekstgerichte analyse. Historisch gezien was de biografische strekking eerst. Vanaf het begin ontstond er een morbide belangstelling voor het privé-leven van de | |||||||||||||||
[pagina 47]
| |||||||||||||||
gewezen koloniale ambtenaar. Deze publicaties werden nog in de 19de eeuw ‘wespen-literatuur’ gedoopt en in de 20ste eeuw bestempelde Du Perron hun makers als ‘luizen’. Laat mij twee titels uit deze oude Multatuli-literatuur noemen die boekdelen spreken: Onkruid onder de tarwe (Vloten 1875) en Eduard Douwes Dekker (Multatuli). Eene ziektegeschiedenis (Swart Abrahamsz. 1888).
Het ontstaan van het kamp van zijn verdedigers - de zogeheten Multatulianen -Ga naar eind3 was het logische gevolg. Maar onafhankelijk vanuit welke posities de uitlatingen werden gemaakt, het gesprek ging over hetzelfde, nl. over de mens Eduard Douwes Dekker, over zijn loopbaan in de koloniën, zijn karaktertrekken, zijn liefdesleven enz. Tamelijk vroeg werd zijn handelwijze in Lebak het topic. Reeds in 1901 gaf Mimi Hamminck Schepel, de weduwe Dekker, een boek uit onder de titel Multatuli en officiële bescheiden. Het debat duurde ook in de interbellum-periode voort. Een belangrijke rol in de verdediging van Multatuli heeft toen Du Perron gespeeld. Met zijn twee werken probeerde hij het gesprek weer op de documenten te baseren; het gaat om De man van Lebak. Anekdoten en dokumenten betreffende Multatuli. (1937) en Multatuli. Tweede pleidooi. Beschouwingen en nieuwe dokumenten (1938). In de jaren zeventig en tachtig van de 20ste eeuw was de strijd nog niet gestreden. P. Spigt (1975) en W.F. Hermans (1976; 1987) aan de ene kant en Rob Nieuwenhuys (1975; 1987) aan de andere zijn in de slag gegaan. Het verschil lag nu voornamelijk daarin dat Nieuwenhuys Multatuli als auteur bewonderde, maar vond dat hij als bestuursambtenaar faalde. Hij wilde zich dus niet aan de zijde van de Multatulianen scharen omdat hij hen het traditionele neerlandocentristische standpunt verweet. De discussie betrof dus voornamelijk de precisie waarmee de koloniale ambtenaar Dekker de situatie van de inheemse bevolking in Lebak evalueerde, de gehaastheid van zijn optreden tegen het inlandse hoofd en de juistheid van de manier waarop hij ambtelijk te werk ging door zich direct tot de gouverneur-generaal te richten en zijn meerdere te passeren.
Conform de ontwikkeling van de literatuurwetenschap kwam de tweede op de tekst gerichte tendens in het Multatuli-onderzoek even later. Een van de eerste publicaties die op de nauwkeurige analyse van de tekst gericht waren, was de bijdrage van J.J. Oversteegen uit 1963 in ‘Merlyn’ De organisatie van ‘Max Havelaar’. Meer bekend is het proefschrift van A.L. Sötemann (1966) dat drie jaar later werd uitgegeven De structuur | |||||||||||||||
[pagina 48]
| |||||||||||||||
van de Max Havelaar. Kenmerkend is zijn ondertitel die de richting en het doel van de analyse aanwijst, nl. Bijdrage tot het onderzoek naar de interpretatie en evaluatie van de roman. Uit de analyse bleek hoe consistent het woordkunstwerk van Multatuli is. Het tekstgerichte onderzoek wordt ook heden voortgezet. Bijvoorbeeld: Philip Vermoortel schreef in 1994 De parabel bij Multatuli. Hoe moet ik u aanspreken om verstaan te worden?. Vermoortel analyseert een van de schrijverstactieken van Multatuli en concentreert zich op de strategisch-retorische methode zoals het gebruik van parabels. Jaap Hoogteijling heeft daarentegen de ontstaansgeschiedenis van de roman tot het onderwerp van zijn dissertatie uit 1996 genomen - Door de achterdeur naar binnen. Over de wording van Multatuli's ‘Max Havelaar’. Als laatste in deze rij wil ik de publicatie van J.J. Oversteegen noemen De redelijke Natuur. Multatuli's literatuuropvattingen (Oversteegen 1987). Dit is een boek waarin de eerste serieuze poging wordt ondernomen om de poëticale opvattingen van Multatuli op te helderen. Dit is trouwens de enige verreikende studie over een ander boek dan Max Havelaar want het gaat over de Minnebrieven en Multatuli's eigen cryptisch commentaar daarbij. Ook bij deze gelegenheid wordt duidelijk dat het Multatuli-onderzoek in sterke mate door de Havelaar-problematiek gedefinieerd is.
Tussen die twee uitersten - kras gesteld: óf het leven óf het werk staat in het onderzoek centraal - plaatsen zich enkele publicaties over de buitenlandse receptie van Multatuli. Zij vormen zowel een uitvloeisel van bijv. de koloniale kwestie waarin de levenservaringen van de auteur een grote rol spelen, als een voortbouwing bouwen voort op de tekstanalyse wat vanzelf spreekt bij de studies die - gewijd aan de buitenlandse ontvangst - ingaan op de translatologische aspecten. Ik bedoel bijv. de ongepubliceerde dissertatie van René Vanrusselt Multatuli in het Duitse cultuurgebied. Een receptiestudie (Vanrusselt 1982) of mijn eigen Leuvens proefschrift Multatuli in Polen. (Koch 1991) dat pas verleden jaar in het Pools is gepubliceerd: Multatuli (1820-1887) w Polsce. Próba historycznoliterackiej analizy przebiegu recepcji na przełomie XIX i XX wieku (Koch 2000). Er waren ook kleinere studies zoals die van Jaak Kolenberg (1971; 1971-a) Multatuli in Frankrijk of van B. Luger (1973) Multatuli in Scandinavië. Ook hier hebben we te maken met enkele voorlopers: in een artikel van 1962, getiteld Multatuli in het buitenland, gaf J.J. Oversteegen (1962) | |||||||||||||||
[pagina 49]
| |||||||||||||||
een schetsmatig overzicht van de vertalingen en stelde een interessante hypothese betreffende ups and downs van de buitenlandse belangstelling voor Multatuli.
Volgens mij is het receptieonderzoek een van de miskende aspecten binnen het Multatuli-discours. Daarmee bedoel ik niet alleen de buitenlandse receptie, d.w.z. Multatuli's vertalingen en kritische reactie op zijn werk buiten de Lage Landen, maar ook de fundamentele vraag naar de werking of uitwerking van zijn oeuvre. De ontvangst van Multatuli kan dus vanuit twee perspectieven benaderd worden: een extern (de buitenlandse vertalingen, maar ook de kritische reacties in de Lage Landen zelf) en een intern (de ars poetica van de auteur en de toegepaste schrijvers-strategieën). Op den duur geven die twee benaderingswijzen een treffender antwoord op de vraag wat maakt het fenomeen van Multatuli uitmaakt dan de discussie tussen de Multatulianen en anti-Multatulianen, juist omdat ze in eerste instantie de werking van zijn geschriften en zijn persoonlijkheid analyseren.
Ik heb me ook voorgenomen u te laten zien dat een nieuwe zienswijze noodzakelijk is en te verduidelijken waarom ik de voorkeur geef aan een radicale verandering van het Multatuli-discours. Alvorens rechtstreeks op die vraag in te gaan, moeten wij nog een ander probleem stellen: waardoor is iemand tot ‘de’ hedendaagse schrijver van de 19de eeuw, misschien zelfs van de hele Nederlandse literatuur, geworden, hij die steeds weer herhaalde dat hij geen schrijver is of wilde zijn? Hij herhaalde dat tot vervelens toe, het werd bij hem bijna tot een bezweringsformule alsof hij een ziekte probeerde te bezweren, daarom verdenk ik hem niet van koketterie maar van eerlijkheid. Mij dunkt dat deze schijnbare tegenspraak (een schrijver die beweert geen schrijver te zijn) ontstond door de manier waarop Multatuli de bijzondere spanning tussen de auteur en zijn schriftuur heeft verwerkt. Hij kon dat wel degelijk aan, maar het heeft wel een deel van zijn leven kapot gemaakt. Het bijzondere is dat hij niet verviel in het oppervlakkige van de formule van het engagement, die hem blind zou maken voor de schoonheid, maar evenmin in een overdreven schrijfwoede, waarin zijn geest zou stikken.
De spanning tussen de schrijver en het geschrevene, die voor Multatuli zo typerend is, was in de Nederlandse literatuur vóór hem nauwelijks | |||||||||||||||
[pagina 50]
| |||||||||||||||
aanwezig. Misschien dat wij na wat zoeken in de geschiedenis van de Nederlandstalige letteren iemand zouden kunnen ontdekken, wiens engagement even groot was. Maar daar worden wij niet wijzer van, want wie we ook maar met hem vergelijken, Multatuli is ‘anders’. Ook vóór hem vindt men b.v. een aantal vurige pleidooien voor de inlander in de Nederlandse koloniën; ik zelf heb de afgelopen weken in Debrecen een aantal colleges gegeven over de koloniale reisliteratuur en met de studenten de teksten van Jacob Haafner gelezen; ook weer iemand die aan het begin van de 19de eeuw een zware kritiek uitoefende op de uitwassen van de Nederlandse koloniale aanwezigheid in den vreemde. En toch geldt uitgerekend Multatuli als dé verdediger van de Javaan. Waarom? Ik denk dat wij het antwoord in de zojuist genoemde spanning tussen de mens en zijn schriftuur zouden moeten zoeken. De structuur van Max Havelaar laat zich, dankzij de scherpe blik van o.a. Sötemann, goed begrijpen en heeft voor ons niet veel geheimen meer; wel moeten nog andere werken van Multatuli op soortgelijke inzichtgevende wijze geanalyseerd worden. Het leven van de schrijver is eveneens tamelijk goed verkend, ook al ontbreekt nog steeds een omvattende biografie.Ga naar eind4 Maar in vergelijking met de gebruikelijke kunstjes van andere auteurs en met de lotgevallen van andere Nederlandse schrijvers heeft Multatuli juist dat beetje extra dat hem tot ‘iets’ anders maakt. Deze Multatuliaanse meerwaarde is niet terug te voeren tot stijl en ook niet tot de zaak van de Javaan. Ik kan dit aan de blijvende actualiteit van Multatuli koppelen, maar dit is nog geen verklaring. Hoe zijn werking door de jaren heen is te verklaren, dat is waar het om gaat.
De vraag van de niet-schrijver Multatuli luidde: hoe kan ik de lezer betrekken bij problemen, die voor hem geen problemen zijn. En hij speelde dit klaar door niet te kiezen voor de vertrouwde manier van vormgeven of omgaan met de literaire teksten. Hij was erop uit, de literatuur - zeker zijn eigen geschriften - een andere plaats toe te kennen binnen de cultuur. In het begin van de 20ste eeuw zien we duidelijk dat er zich drie verschillende tendensen in de literatuur aftekenen. De oudste is de hoge, canonieke literatuur, waar de schoolboeken het meestal over hebben. Deze sluit bij de traditie aan, soms door haar erfgoed aan te nemen, soms door haar te negeren, maar altijd door een zekere houding er tegenover aan te nemen. Die literatuur vergt zowel van de auteur als van de lezer een zekere specialisatie om alle interteksten op te sporen. Belangrijk zijn | |||||||||||||||
[pagina 51]
| |||||||||||||||
in dit geval: de autonomie van de kunst en allerlei specialistische technische problemen. Een tweede tendens vormt de literatuur tot lectuur om. Deze aanpak kende een zekere stroomversnelling rond de eeuwwisseling, toen de patronen van de hoge, canonieke literatuur snel aan de consumptie voor een breed publiek werden aangepast, en door gebrek aan specialisatie en aanpassing aan de verwaterde normen als het ware versleten tot trivialiteit. Die twee tendensen leiden nog steeds een bloeiend bestaan. Maar in het geval van Multatuli interesseert ons meer een derde die zich in verschillende landen ook rond de eeuwwisseling sterker begon af te tekenen. De vertegenwoordigers van deze richting zoeken voor de literatuur een nieuwe plaats binnen het stelsel van de gehele cultuur. Het engagement is hier van doorslaggevende betekenis, in zoverre dat de schrijver buiten de perken van het bestaande cultuurpatroon wil treden, en nadruk wil leggen op het ingrijpen in de werkelijkheid zelf. Soms leidt dit tot een politieke en sociale verbintenis, en daarmee bedoel ik niet de kinderachtige betrokkenheid bij wat er op een bepaald moment gebeurt. Er moet een onderscheid gemaakt worden tussen de schrijver bij wie de daad voorop staat en een schrijver ‘in dienst’, die hand- en spandiensten verleent aan een politieke groepering, zoals de kunstenaars van hoofdzakelijk experimentele richtingen die zich door bepaalde politieke stromingen lieten werven.
Het gaat om de literatuur, die een nieuwe plaats voor zichzelf zoekt door buiten zichzelf te treden, die niet zozeer een beroep doet op de werkelijkheid maar erop uit is in het leven zelf in te grijpen, - zoals Multatuli dat doet in het slot van zijn roman, de beroemde staart van Max Havelaar. Hem ging het niet meer om het ‘waarom?’, waar Nieuwenhuys en de Multatulianen over spreken en ook niet om het ‘hoe?’, dat Sötemann ontleedt. Zijn probleem lag ergens anders; chronologisch gezien lag zijn probleemstelling vóór het kruispunt waarop de vragen waarover-schrijven en hoe-schrijven zich splitsen. Onze zienswijze van Multatuli wordt mede gedefinieerd door het feit dat wij de heersende prioriteiten in het Multatuli-discours, de literatuurwetenschappelijke scheiding tussen ‘wat’ en ‘hoe’ op Multatuli projecteren. Bij hem daarentegen werd het probleem nooit gesteld als aparte, opzichzelfstaande vragen ‘wat’ of ‘waarover’ te schrijven en ‘hoe’, ‘op welke wijze’ dit te doen. Natuurlijk jongleert Multatuli met allerlei literaire conventies. Hij past uiteenlopende verteltechnieken toe, vermengt stijlen, maar de opsomming | |||||||||||||||
[pagina 52]
| |||||||||||||||
van die schijnbewegingen en de analyse van afzonderlijke aspecten van zijn schrijverschap leidt nergens naartoe. Multatuli behoudt zich het recht voor, al die schijnbewegingen te beheersen, want hij legt op het cruciale moment zijn vertellers het zwijgen op en hij neemt de pen zelf.
Multatuli's houding zich niet als schrijver te willen voordoen en de gebruikelijke perken van de letteren te overschrijden, komt niet alleen in Max Havelaar voor. Wel is deze roman de plaats waar Dekker voor de eerste keer in het openbaar met de aan de literatuur eigen conventies (canonieke en triviale tendensen) speelt om die tenslotte te doorbreken. Maar het gaat niet om een doorbraak op het artistieke vlak, vanwege kunst. Hij gaat nog een stapje verder, want voor de auteur van de Max Havelaar was de literaire uitdrukkingsvorm niet te scheiden van de wereldbeschouwing. Zijn ‘stijl’ was de ‘zaak’ (en omgekeerd) en is tenslotte hijzelf geworden. Vanuit dit standpunt kan men zijn oeuvre ook volgen langs de lijn: Havelaar, Minnebrieven, dan Ideeën, Miljoenenstudiën en tenslotte tal van publicistische brochures d.w.z. pogingen om een nieuwe plaats in de samenleving te vinden voor de literatuur en steeds weer een andere (schrijf)vorm proberen, om de 19de-eeuwse tijdgenoten zíjn opvattingen en zíjn manier van denken te doen accepteren. Als de maat van bitterheid vol was, deed hij ook concessies omwille van de bruikbaarheid en begrijpelijkheid, maar hij dwaalde nooit van de uitgestippelde hoofdlijn af, in geval van nood koos hij liever uitgesproken publicistische instrumenten. Hier komen we bij het punt dat ik wilde maken. In het geval van Multatuli zal het onderzoek naar de esthetica (zie Sötemann) of naar de ethiek (Nieuwenhuys of Phijffer) namelijk altijd deelresultaten opleveren. Wat gezocht moet worden is iets wat die twee in de ogen van de onderzoekers en literatuurbeschouwers combineert en tot een geheel maakt en dit is volgens mij de ethos van de schrijver. Beide wegen van benadering d.w.z. via de analyse van Multatuli's leven en via het onderzoek naar de artistieke dimensie sluiten elkaar niet uit. Integendeel - ze moeten gelijktijdig bewandeld worden. Dat dit niet gebeurt is te wijten aan het geldend Multatuli-discours dat kunstmatig bepaalde aspecten van de ethos van de schrijver scheidt die gezamenlijk geïnterpreteerd zouden moeten worden. In hoeverre realisatie van de door mij geponeerde stelling überhaupt mogelijk is, of wij over een instrumentarium en begrippenapparaat beschikken om dit te doen, is een andere kwestie. | |||||||||||||||
[pagina 53]
| |||||||||||||||
Dat het Multatuli gelukt is zijn ethos-ideaal dicht te benaderen, daar bestaat geen twijfel over. Hij is vooral actueel door de manier waarop hij met de literatuur zelf en met zijn eigen geschriften omgaat. Hij boeit ons steeds weer dankzij zijn gave en zijn moed om voor de kunst een andere plaats in de cultuur te zoeken, geen autonome plaats, maar een die juist midden in het leven zelf te vinden is. | |||||||||||||||
Bibliografie
| |||||||||||||||
[pagina 54]
| |||||||||||||||
| |||||||||||||||
[pagina 55]
| |||||||||||||||
| |||||||||||||||
[pagina 56]
| |||||||||||||||
|
|