Aardige vermaakelyke tyd-kortende vertellingen

Het begeerde uitgekeerd.

Een Wisselaar te Napels van een devoot Leeven, had eenige tyd voor zyn Dood al zyn goed dat op hondert duizend Ducaten geschat wierd tot geld gemaakt, en stelde by Testamente zeker Klooster als Erfgenamen, onder voorwaarde dat de Geestelyke daar voor zyn eenige Zoon in hun Gezelschap als nieuweling zoude ontfangen. En hem zo hy by meerder Jarigheid geen genoegen vond in het Geestelyke kleed, dat zy hem dan zo veel als zy begeerde moesten geven: om een eerlyk heenkoomen in de Wereld te zoeken. Deze Vader stierf, de Geestelyke namen de hondert duizend Ducaten tot zig, en trokken de Zoon die nog niet wist wat het beduiden, het nieuwelings Kleed aan, en wilde hem na hy eenige Jaaren ouder was het Geestelyke Leeven volkoomen doen aaneemen, dat hy, als toen geen zin daar in hebbende van de hand wees, en zeide geen Kap te willen draagen. Waar op gemelde Klooster Broeders hem des Vaders Testament toonden, waar in hy tot zyn leetwezen zag dat al zyn Middelen aan 't Klooster gemaakt waaren, en dat het in hun macht stond aan hem zo

[p. 165]

veel als zy begeerden, te geven. Deze zaak kon hem egter niet in het Klooster houden, maar rezolveerde om met een affschrift van het Testament by een politique en vindingryke Rechtsgeleerde te gaan, om te hooren wat die daar van zeide, daar gekomen zynde, las die het Testament, en na het nog eenmaal over gelezen te hebben, bleef die op deze woorden staan: Dat zy hem zo veel als zy begeerden, zouden geven. Ik weet raad antwoorde de Rechtsgeleerde om u aan u Vaders goed te helpen, als gy 'er 't myne rykelyk van wl geven. Lecidor (zo was de naam van des Wisselaars Zoon) die beloofde hem zo veel dat hy wel te vreede was. Gae zeide de Rechtsgeleerde met wettelyke Getuigen by deeze Geestelyke, en vraag wat zy u toeleggen. Licidor vertrekt, en kwam met wettige Getuigen by deze Geestelyke, en vraagde wat zy hem toeleiden. De Broeders over deze vraag vergaderende, zeide Jongeling het staat in onze macht, u zo weinig als het ons belieft te geven, dit is ook een Gods huis daar men zo vry, en ook zo veel niet als van zyn eigen, van weg kan geven, derhalven willen wy om om geen Vrekken te zyn, en om aan u Vaders verzoek van mildadig te wezen te voldoen, u tien duizend Ducaten van u Vaders goed toeleggen. Lucidor deed dit wettig opschryven en met Getuigen bevestigen, en kwam met dit Getuig-Schrift weder by

[p. 166]

de Rechtsgeleerde, die in Lucidor's naam deze Geestelyke voor den Landvoogd van Napels dagvaarden, gekoomen zynde, eiste hy van die Geestelyke t' negen tig duizend ducaten voor Lucidor. De Geestelyke dit vreemd voorkomende, vraagde waar uit dit sproot, waarop zy van den Rechtsgeleerde tot antwoord kreegen, dat zy aan Lucidor tien duizend Ducaten toelagen, en dat zy de overige t' negentig duizend voor hen of het Klooster begeerden, het welke het genen was dat zy Lucidor uit moeste keeren, dewyl naar uitwyzing van 's Vaders Testament, zy zo veel als zy begeerden den Zoon zoude geven. De Geestelyke bragten alles wat zy konde tot verweringe by, maar de Landvoogd van Napels de zaak wel overwogen hebbende, vonnisde de Geestelyke met de uitkering van gemelde Capitaal, als een toewyzing van 's Vaders goed aan den Zoon gedaan.