De vieze Paap en windrige Bagyn.
Een Heerom ziek te Bed leggende, verzogt een Bagyntje of zy voor hem een Kandeeltje wilde kooken het welk zy aannam, en in het zelve Vertrek gereed maakte, bezig zynde, ontslipte haar een Wind door het bukken, die hoe gaarn zy hem had binne gehouden een gekraak veroorzaakte, dat de Kamer dreunde. De Pater de Wind met zulk een hevigheid uit dat Gat hoorende wayen, vreesde dat 'er een Stortvlaag na mogt komen. Riep derhalven, och Zusterke, Zusterke brokt