megen onder het opperbevel van prins Maurits. Ten koste van een zware wond, slaagde hij 's jaars daaraan even voorspoedig omtrent de vesting Koevorden, en twee jaren later in de ontzetting van deze, die door Verdugo belegerd werd. Nu lag Groningen aan de beurt. In Mei 1594 sloegen Maurits en Willem Lodewijk het beleg voor die stad, die, na een kloeken weerstand, zich moest overgeven. Onder de voorwaarden, waarop, bedong Maurits het stadhouderschap van Groningen en Ommelanden voor zijn neef. Meer dan eens was de stadhouder gedwongen de sterke hand te baat te nemen tot
vereffening der geschillen in Friesland en Groningen. In Groningen ontwapende hij in 1600 de burgerij en even sterk tastte hij in hetzelfde jaar te Leeuwarden door, niettegenstaande hem van sommige misnoegde regenten werd nagegeven dat hij zich meester van de regering zocht te maken. Niet alleen als krijgs- maar ook als staatsman verdient Willem Lodewijk vermelding, en hoe grooten prijs men op zijn invloed stelde, blijkt hier uit dat Hendrik IV, koning van Frankrijk, toen hij in 1608 aan vrede of een veeljarig bestand tusschen Spanje en de algemeene staten deed arbeiden aan zijn gezant Jeannin last gaf graaf Willem door het aanbieden van een geschenk of jaargeld in zijn belangen over te halen.
Hij bleef niet ongemoeid in de rampzalige kerktwisten van dien tijd en koos de zijde der contra-remonstranten. Zulks bleek o.a. door Maurits naar de kloosterkerk te vergezellen en de Arminianen in Friesland van het kussen te weeren. Hij dreef het echter niet tot het uiterste en poogde zijn neef van zijn opzet ten aanzien van Oldenbarneveld in een langen en ernstigen brief terug te brengen. Ook raadde hij de Delftsche conferentie tot vereffening der geschillen ernstig aan. Hij overleed den laatsten Mei 1620 aan de gevolgen eener beroerte, onder het schrijven van een brief aan Maurits. Zijn stoffelijk overblijfsel werd in de Jakobijnen-kerk te Leeuwarden, waar zich ook zijn graftombe bevindt, begraven.
Hij huwde Anna van Nassau, dochter van Willem I, die 23 Junij 1588, kinderloos, in den ouderdom van 26 jaren overleed.
Zie, behalve Scotanus, Winsemius, Aitsema, Bor, Wagenaar, Arend, Bilderdijk en anderen; Ubbo Emmius, Guil. Ludov. Comes Nassovius, vita, res gestae etc., Gron. 1621 4o.; E. Neuhusii Oratio in funere W.L. cet., Leov. 1620; H. Ravensperg, Orat. fun. in obit. Guil. Ludov., Gron. 1621, gevolgd door gedichten; J. Schraderi Poemat.; Vondel's Werken (uitg. van van Lennep), D. II. bl. 359, 391; Kist en Royaards, t.a.p. (2e serie), D. III. bl. 243; J.A.C. van Heusden, Diatribe in Guil. Lud. cet. vitam, ingenium, merita, Traj. ad Rhen. 1835; Annibal et Scipion. on les grands Capitaines avec les ordres et plans de Bataille et les Annotations, Discours et Remarqucs politiques et militaires de mr. le Comte G.L. de Nassau etc. La Haye 1675;