Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 20
(1877)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 270]
| |
Nassau en Magdalena, gravin van Waldek, kleinzoon van Jan van Nassau, stadhouder van Gelderland, werd in 1591 geboren. Hij bewees in den rang van veldmaarschalk der vereenigde Nederlanden, belangrijke diensten aan het vaderland, veroverde eenige sterkten in Vlaanderen, onderscheidde zich in 1632 bij de belegering van Maastricht, door de verovering van Orson en sommige steden in het Bergs- en Kleefsland. Frederik Hendrik, een aanslag op Antwerpen in 't oog hebbende, vertrouwde hem een belangrijke onderneming, het bezetten van den dijk te Callo, toe. Deze gelukte, hij verjoeg de Spanjaarden, maar in plaats van zijn togt verder voort te zetten, bleef en versterkte hij zich ter plaatse waar hij was. Toen hem het valsch gerucht ter oore kwam dat de Spanjaarden met een grootere magt dan de zijne in aantogt waren, sloeg de vrees hem in het hart en nam hij in verwarring de vlugt, waarbij hij een aanmerkelijk verlies van volk leed, wel 2000 man en daar onder zijn zoon Maurits, een jongeling van groote verwachting. Door deze nederlaag leed de geheele onderneming van Frederik Hendrik schipbreuk. Deze betuigde openlijk zijn misnoegen over dezen onberaden stap van een onderbevelhebber die, om een onzeker kwaad te voorkomen, zich met zijn volk in 't verderf stortte. Hij ontving in 1641 bij de belegering van Gennep een hevige kneuzing in den onderbuik, aan welker gevolgen hij het volgende jaar overleed. Johan Wolfard, heer van Brederode, gehuwd met Anna, zuster van graaf Willem van Nassau, volgde hem als veldmaarschalk op. Zie Aitsema, Wagenaar, Arend, Groen van Prinsterer, Archives; Kobus en de Rivecourt. |
|