In 1645 met 3000 knechten en 12 kornetten paarden gezonden om de Moer-Spui-schans, drie uren van Hulst, te bemagtigen, bereikte hij binnen 8 of 10 dagen zijn oogmerk. Meer eere behaalde hij hier dan door de aanvoering van de krijgsmagt, hij den beruchten aanval op Amsterdam, hem door Willem II toevertrouwd.
Tien jaren had graaf Willem het stadhouderlijk bewind over de provincie Friesland bekleed, toen hem in 1650, na het overlijden van Willem II, dezelfde waardigheid in de provincie stad en lande, als ook in het landschap Drenthe werd opgedragen. Tot op den ouderdom van 39 jaren had graaf Willem in den ongehuwden staat geleefd, toen hij met Albertina Agnes, tweede dochter van Frederik Hendrik, in den echt trad, terwijl in 1654 de keizer o.a. ook het huis Nassau-Dietz tot den vorsten-stand verhief. Twee jaar daarna voerde, nu niet meer graaf, maar prins Willem Frederik het bevel over een der twee legertjes, door de algemeene staten uit voorzorg om Delfzijl, Koevorden en de Bourtange te dekken, op de been gebragt. In ditzelfde jaar werd Willem III, als kind van 8 jaren, tot stadhouder van Overijssel en Willem Frederik tot zijn luitenant of onder-stedehouder benoemd; doch eerlang werden door invloed van den raadpensionaris de Witt deze benoemingen ingetrokken. Hij dong naar de waardigheid van veldmaarschalk over de legers van den staat, door den dood van Brederode opengevallen, doch stond van het mededingen naar die waardigheid, om Holland te believen, af. Deze provincie, hierover tevreden, zou hem welligt uit eigen beweging deze waardigheid hebben opgedragen, zoo hij niet overleden was. Op zondag den 24sten October 1664 hield de stadhouder, terwijl zijne gemalin in de kerk was, zich in zijne kamer onledig met het beproeven van een zadelpistool, dat hij van plan was op een togt naar de grenzen van Westphalen mede te nemen. Vermits het schietgeweer weigerde, trok de prins er den stempel uit, om te zien waar het hem haperde. Onverwacht ging het pistool af, de kogel trof hem in dier voege onder in de kin, dat deze tot aan de zijde der neus onder
het oog zich een doortogt baande. De beide kakebeenen werden verbrijzeld en het spreken en gebruik van spijs onmogelijk gemaakt. Om de levenskrachten te sparen en te voeden, vond men een werktuig uit, 't welk hem eenig vleeschnat in de maag bragt. De kranke hoop op levensbehoud, die dit middel eenigen tijd voedde, deden de felle koortsen in rook verdwijnen. Hij overleed op den zevenden dag na de bekomen kwetsuur. Daags te voren had hij zijn gemalin en kroost schriftelijk aan de staten van Friesland aanbevolen. Zij had hem drie kinderen geschonken: Amalia, gehuwd met Johan Wilhelm van Saksen-Eysenach, Hendrik Casimir, opvolger