| |
[Willem Frederik]
WILLEM FREDERIK, koning der Nederlanden, groothertog van Luxemburg, zoon van den vorige, werd den 24 Aug. 1772 te 's Hage geboren. Reeds in zijn prille jeugd, had hij een groote voorliefde voor den arbeid, dien hij verre boven de hofvermaken verkoos; eene neiging die hem tot zijn dood bijbleef. De ontwikkeling zijner geestvermogens werd aan den schranderen Euler van Tweebruggen en den Hollander Hermanus Tollius toevertrouwd. Beide mannen waren hoogst ervaren in wetenschappen, welker mededeeling den jongen stadhouder moesten voorbereiden om eenmaal het voetspoor zijner vaderen te drukken. Den generaal Stamford, die bij groote wereld- en menschenkennis, eene ongemeene ervaring in de wis-, krijgs-, staat- en letterkunde voegde, werd, na Euler en Tollius de opvoeding van den prins toevertrouwd. Toen hij 15 jaren oud was, begon de storm te loeijen, die, in Engeland opgestoken, weldra de noodlottigste gevolgen voor den stadhouder had. Nadat de rust door de komst der Pruissen en het vertrek der patriotten eenigzins hersteld was, deed hij, onder leiding van Stamford een reis naar Duitschland, ter bevordering zijner vorming. Daar bezocht hij vele hoven, en de menschen- en wereldkennis, die hij daar vergaderde, was meer dan de beperkte kring van de hofstad hem kon aanbieden. Eerst bezocht hij Berlijn en Brunswijk, leerde aan het hof van eerstgemelde stad de zestienjarige Frederika Louise Wilhelmina, de dochter van Frederik Wilhelm van Pruissen kennen, en het hof van Pruissen en het huis van Oranje besloten om hunne echtvereeniging te vieren, als de prins zijn reis zou hebben volbragt en zich aan de hoogeschool te Leiden in het staatsregt zou hebben geoefend. Nu vertrok hij van Berlijn naar Nassau, keerde in 1790 naar het Vaderland terug en vertrok in hetzelfde jaar naar Leiden, waar hij ongeveer een jaar aan
de hoogeschool doorbragt. Toen hij zijne studien volbragt had, werd den bijna achtienjarigen prins het gouverneurschap van Breda opgedragen.
Nadat hij nog in hetzelfde jaar tot generaal der infanterie was benoemd geworden en zitting in den raad van state had verkregen, reisde hij, nu 19 jaren oud, naar Berlijn, waar 1 October 1791 zijn huwelijk met de prinses werd voltrokken. Onmiddellijk reisden de jonggehuwden naar Nederland en deden in November hun plegtigen intogt te 's Hage, waar zij luisterrijk werden ontvangen. De staten van Holland schonken aan de erf-prinses eene lijfrente van f 18,000 en die van Zeeland eene van f 1800 's jaars. De nationale conventie, reeds met Pruissen, een bondgenoot der staten, in oorlog, aangehist door de vijanden van Oranje, die, na de herstelling van den stad- | |
| |
houder naar Frankrijk waren geweken, verklaarde den 1 Februarij 1793 den oorlog aan de republiek en nog in dezelfde maand rukte Dumourier over de grenzen naar Nederland, waar zich al aanstonds de patriotten of Bataven bij hem voegden om hem bij te staan.
Breda werd het eerst bemagtigd, Geertruidenberg en de Klundert bezweken, de Willemstad kwam in gevaar en Venlo en Maastricht werden berend. Eer echter de Franschen nog zoo ver waren doorgedrongen, was Willem Frederik naar Frankfort gereisd, om een mondgesprek met den prins van Saxen-Coburg over het plan der krijgsverrigtingen te houden. Zijn broeder George was reeds den 24sten Februarij uit 's Hage vertrokken, om Venlo te ontzetten. Op den 2den Maart was Willem bij hem om te zamen aan het hoofd der Nederlandsche krijgsmagt te strijden. Het getal strijders dat hun ten dienste stond, was veel geringer dan dat der Franschen. In 's Gravenhage spande men alle krachten in om hem van manschappen en krijgsbehoeften te voorzien. Ook werden zij door Engeland, Pruissen en Oostenrijk ondersteund. Een der eerste overwinningen op de Franschen was die van Neerwinden, den 18den Maart, waarbij Dumourier gedeeltelijk werd verslagen. Ook werden reeds in het begin van April Breda en Geertruidenberg uit de magt der Franschen verlost. Den ganschen zomer vocht prins Willem en zijn broeder dagelijks met veel geluk tegen de overmagt, die West-Vlaanderen wilde binnen dringen, doch welhaast scheen het lot zich tegen den jongsten der prinsen te keeren: de afdeeling van prins George werd door den generaal Houchard teruggeslagen en hij zelf zwaar gewond, waarop de erfprins bevel gaf dat het leger terug moest trekken, dat zich met verlies van vele menschenlevens achter de Schelde in den omtrek van Gend verzamelde.
Reeds in Februarij 1794 werd een nieuwe veldtogt geopend. De erfprins sloeg zijn hoofdkwartier te Luik op en maakte zich gereed om Landrecies te bereiken. De verovering dier vesting, waartegen Karel V en prins Eugenius het hoofd hadden gestoten, was een lauwer te meer aan de kroon van den vorst.
Door deze overwinning steeg deze zoo in achting dat keizer Frans van Oostenrijk hem het bevel over een vereenigd leger van 50,000 man toevertrouwde. Doch het krijgsgeluk, dat den 21jarigen Willem zoolang had toegelagchen, scheen zich nu weder geheel van hem af te keeren. De Franschen waren over de Sambre getrokken, om Charleroi te bemagtigen, welks bezit voor hun van het uiterste gewigt was. Tweemaal gelukte het Willem om hen tot de terugtogt over de rivier te dwingen, en in den eersten strijd had hij zelf 17 uren gevochten. Voor de derde maal boden hem de Franschen het
| |
| |
hoofd en weder streed hij met zijn broeder 15 uren lang met afwisselend geluk, en zij hadden den vijand reeds tot aan Marchienne du Pont gedrongen, toen hij, tengevolge van de tijding dat de generaal Beaulieu bij Fleurus was geslagen, tot den terugtogt besloot, die echter met voorzigtigheid en zonder verlies geschiedde. Wij mogen bij de volgende gebeurtenissen niet stilstaan. Het is bekend hoe de Franschen vesting bij vesting veroverden, door de natuur geholpen ons geheele land overstroomden en den stadhouder noodzaakten den 18 en 19 Januarij met de geheele vorstelijke familie en eenige trouwe aanhangelingen te Scheveningen scheep naar Engeland te gaan, waar hem het paleis Hamptoncourt ter bewoning was afgestaan. Weldra begaf zich prins Willem met zijn vrouw en driejarig zoontje naar Berlijn, waar onophoudelijke werkzaamheid zijne smart lenigde. Hij was warsch van luidruchtige feesten, stond vroeg op, bleef kort aan tafel en deed de meeste zaken liefst zelf. Ieder uur waarover hij kon beschikken was aan de beoefening der staat- en landhuishoudkunde, waartoe het beheer zijner goederen in Silezie de ruimste gelegenheid aanbood, gewijd. Daar legde hij volksplantingen aan, schafte het lijfeigenschap af en verbeterde de middelen van bestaan zijner onderhoorigen. Hij bleef intusschen aandachtig de gebeurtenissen gadeslaan, en wachtte slechts naar het oogenblik, waarop hij zou kunnen werken.
Weldra verliet hij Berlijn om zich bij de Engelschen en Russen te voegen, die te zamen de Bataafsche republiek, waarin het gemeenebest der vereenigde Nederlanden vervormd was, aan de Franschen wilden ontweldigen. Zij behaalden een beslissende zege bij Alkmaar. Reeds zagen de vrienden van Oranje in hunne verbeelding den stadhouder weer op zijn zetel en de Fransch-Bataafsche regering bereidde zich reeds tot de vlugt, toen de kans verkeerde. Drie dagen daarna werd York geslagen; hij ruimde het land met zijne krijgsbenden en Willem vertrok weder naar Berlijn. Niet geheel vruchteloos was de reis van den prins naar Parijs (Maart 1802) om met Napoleon, toen eerste consul, over de schadevergoeding voor zijn huis te handelen. Hij kreeg eenige domeinen en stiften terug, waarvan Fulda, Corvey, Dortmund, Weingarten, Buchhorn, Hofen, St. Gerold, Bandern en Dietkirchen de voornaamste waren. Daarentegen moest hij van het stadhouderschap en de Nederlandsche domeinen afstand doen, terwijl de Bataafsche republiek aannam om den stadhouder en zijn huis 5 millioenen uit te keeren, die Willem V echter, door invloed van Napoleon, nimmer ontving. Willem gaf nog in hetzelfde jaar de geheele schadeloosstelling en zijne regten aan zijn zoon over, die nu te Fulda zijn residentie nam. Na den dood van zijn vader, volgde hij deze in zijne Nassausche erfstaten op. Daar hij echter niet aan de eischen van Napo- | |
| |
leon wilde voldoen om tot het rijnverbond toe te treden, werd hij door dezen van al zijne staten beroofd. Weldra trok Napoleon over de Rijn, werd Pruissens lot in de veldslagen van Auerstadt en Jena beslist, en toen Oranje al vechtende aan de spits van den regtervleugel der Pruissische hoofdarmee tot Maagdenburg wilde doordringen, werd hij krijgsgevangen. Op zijn woord van eer ontslagen,
keerde hij naar Berlijn terug, doch toen Napoleon nu ook naar Berlijn oprukte, vertrok hij met zijn echtgenoote en kinderen naar Pommeren. Na den vrede van Tilsit, leefde de prins als ambteloos burger te Berlijn van de goederen die hem in Posen en Silesie overgebleven waren, tot dat de vernieuwde oorlog tusschen Oostenrijk en Frankrijk losbrak. Reeds vroeger door keizer Frans tot generaal veldtuigmeester benoemd, betrad hij met Fagel, de speelmakker zijner jeugd en zijn bestendige begeleider en vertrouweling, het tooneel van den strijd, vocht aan den linkeroever van den Donau onder aartshertog Karel op het slagveld te Wagram, en bekwam in dien bloedigen strijd eene wonde aan het been. De uitslag van den slag is bekend. Willem trok wederom terug met zijn krijgsvolk, doch zijne wonden, zijne uitgestane vermoeijenissen en eene daarop gevolgde reis in Hongarije, had zijn overigens sterk gestel zeer geschokt, toen hij in Berlijn wederkeerde. Schoon op nieuw teleurgesteld en overwonnen, bleef zijn geloof onverwrikbaar dat de wereldmagt van Napoleon niet zou blijven voortduren, en onderhield hij met zijne toenemende vrienden in het vaderland, die hem behulpzaam konden zijn om eenmaal weder te keeren, briefwisseling. Zijn geloof werd niet te leur gesteld, hij keerde na 18 jaren zwervens terug, landde den 19 November 1813 te Scheveningen en deed den 2den Dec. zijn intogt in de hoofdstad, nadat hij den vorigen dag aldaar als souverein vorst was uitgeroepen.
Ons bestek gedoogt niet bij de gebeurtenissen, die zich gedurende zijn regering afwisselden, stil te staan. Het zij voldoende aan te stippen, dat de grondwet, op 's vorsten last ontworpen, door hem, op den 14den Maart 1814 in de Nieuwe kerk te Amsterdam plegtig werd bezworen, dat, na dat het Weener congres de vereeniging van Belgie met Nederland bepaald had, Willem I den 16 Maart 1815 tot koning werd uitgeroepen; dat de Belgische opstand, in Augustus 1830 uitgebarsten, eene scheuring tengevolge had, die de koning wel trachtte te verhoeden, doch genoodzaakt was, na eene lang volgehouden volharding, toe te geven. Weinig tijds, na het vaststellen der overeenkomsten van scheiding, deed de koning afstand van de regering aan den prins van Oranje, welke plegtigheid op het paleis het Loo den 7 October 1840 voltrokken werd. Zijne bijna 27-jarige regering kenmerkte zich door veel roems, ook door veel leeds, en vult menige
| |
| |
voor de nakomelingschap merkwaardige bladzijde in de geschiedenis van Nederland.
De vorst nam nu den titel aan van graaf van Nassau, vertrok naar Pruissen en huwde (zijn eerste gemalin was 12 Oct. 1837 overleden) te Berlijn de gravin Henriette d'Oultremont. Hij overleed aldaar den 12 December 1843 aan eene beroerte. Zijn lijk werd den 2 Januarij 1844 met groote pracht in den vorstelijken grafkelder te Delft ter aarde besteld. Geen zijner voorzaten, die ons land bestuurd hebben, bereikten zulk een hoogen ouderdom.
Zie E. Munch, König Wilhelm I d. Niederl. in d. Verbannung und als Teutscher Furst in Jahrb. d. Geschicht. 1832, I. 321; Dez., Versuch einer Geschichte d. Regierung König Wilhelms I d. Niederl. und d. Opposition in diesem Reiche in Allg. Polit. Annalen, I. 1830, 227, IV. 171; J. von Arnoldi, Wilhelm I von Oranien, König der Niederl. in Zeitgenossen, II. 7, 1818 I. Leipz. 1817 8o., in 't Holl. vert. door Th. Olivier Schilperoort, Zutphen 1818 Rott. 1821 m. portr.; Convers. Lexicon; Gal. d. Contemp.; De Gerlache, Hist. du Royaume des Pays-Bas, Bruxel. 1842, 3 vol.; Northomb, Essai historique et politique sur la revolution Belge; Guil. Fréd. d'Orange-Nassau avant son avénement au trône des Pays-Bas par un Belge; Thonissen, La Belgique sous le règne de Leopold I. Liège, 1835, 4o. voll.; Nouw. Biogr. génér.; Galérie des contemporains; Echstein, De l'Esprit, qui présida à l'établissement du royaume des Pays-Bas in Nouv. Conserv. Belge, III. 1835, sour l'administration de les Pays-Bas Guil. d'Or., 1810-1840 in Rev. Brit. 1840, II. 341 ed. Belge; Guillaume I, roi des Pays-Bas, arbitre du différend anglo-américain, 1829-1831 in Conservateur, I. III; Schets van het leven van Z.M. Willem I, Koning der Niederl., Franek. 1850; J.B.
Vermeulen, Willem ingedrongen Koning der Nederl., aanleyding tot den opstand der Belgen in 1830, Brussel 1841; Willem I in zijne regering, 's Hage 1842; Engelbert Gerrits, Het leven en de Regering van zijn Maj. Wil. I enz., Amst. 1844; H. Zeeman, Het leven, de krijgsbedrijven en regering van Z.M. Willem I, Amst. 1844; Levensschets van Z.M. koning Will. Fred. gevolgd door een naauwk. beschrijv. zijner begrafenis, m. pl.; J.J. Dermout, Kerkel. rede ter gedachtenis van Z.M. Wil. Fred. kon. d. Nederl., De dood van Willem I in Reformatie, VIII. 275; J. da Costa, ter nagedachtenis van koning Willem Frederik in Instituut III. 226; Willem I en de grondwet van 1815 in Gids, Mengel. IX. 221; de koning der Nederlanden, beschermheer van stoute ontwerpen in Vadd. Letteroef., 1832, II. 308; M.C. van Hall, Aanwijzing van een groven misslag, begaan door den baron van Reiffenberg, omtrent koning Willem I en koning Willem II en de minister Mr. A.R. Falck in Gem. Geschr. 423; Verv. Wagenaar; Stuart, Ned. Jaarb.; Lastdrager, Bosscha, de Jonge, Nieuwenhuis, Verwoert, Kobus en de Rivecourt; Muller, Cat. v. portr.; Siegenbeek, Gesch. d.L.H.; Schotel,
Leidsche Hooges.; Bosscha, Ned. Heldend. te land; Scheltema, Staatk. Nederl.; Kist en Royaards, Kerk. Archief (eerste serie), X. 370. |
|