juist oordeel en vooral een verbazend geheugen, en legde zich reeds op zijn 13de jaar zoo ijverig op de wetenschappen toe, alsof de pleitzaal of leerstoel eens zijne bestemming moest worden, dit had hij ook met Lodewijk gemeen. Beiden waren begaafd met verstand en kennis, maar te zwak om met een vaste hand het roer van den staat te besturen, daar zij niet op zich zelven, maar op hunne staatsdienaren of echtgenooten vertrouwden. Beiden waren uitstekend door echte godsdienstigheid en liefde tot het volk, waarover zij gesteld waren, dan de goelijke innemendheid des stadhouders was innemender dan de welgemeende, maar stroeve manieren des konings.
Zie Geschied. v. Willem V, Prins van Oranje, Rott. 1802-3, 2 dn.; C.v.d. Aa, Gesch. v.h. leven, karakter en lotgev. v. Willem V, Franek. 1800 3 dn. m. portr.; Leven van Willem V, Duink. 1791; Le Franey van Berkhey, Lijkgedicht van Prins Willem V, Amst. 1806; Jan van der Bol, Lofrede op Willem V, Breda 1818 8o.; Weitz van Mengel, Eerzuil op Willem V, 1788; G.v. Utrecht, Leerr. over I Sam. 27, 28, gedaan bij den doop, bediend aan den erfprins, 's Hage 1748 4o.; Pillegift bij den doop v. Willem V in Nederl. Jaarb., 1748, bl. 351; H.O. Feith, Meerderjarigh. van Willem V in Gesch. Bijdr., Gron. II. 148; Installatie van Willem V als Erfstadh., 7-12 Maart 1766, in Letterb., 1849, I. 404; Intrede te Utrecht 2 Junij 1766 in v.d. Monde Tijds., 2e S. 3-21; A. de Vulder, de biddende wensch der opregten enz.; Echte bescheiden van 't gebeurde met mevr. de Princ. v. Oranje; P. Scheltema, de Vorst. familie te Amsterd. in Sept. 1788 in Aemstels Oudh., III. 129; Afscheid van Willem V, in v.d. Monde Tijds., II. 217; Karakter van Willem V in W.E. Perponcher, Spreuken, Overwegingen, Bepalingen, Gronden (Utrecht 1810) bl. 64-67; Anthologie uit de
Prozaschriften van W.E. de Perponcher, bl. 86 volgg.; v. Kampen, Vad. Karakterk., II. 2. 650 volgg.; Ned. Jaarb.; Stuart, Vad. Hist.; Bilderdijk, G.d.V., D. XII; J. Schraderi Panegyr. carmen Guil. V, 1766 fol.; A. Weiss, Or. Acad. ad Araus. et Nass. Princip. cet. L.B. fol.; J.J. Reitz, Panegyr. Guil. V, Traj. ad Rhen. 1766 fol.; A.v. Royen, Musae Leydenses Guil. V cet. inauguratum salutantes, L.B. 1766 (met de N. vertal. door Hendr. de Bosch; Bilderdijk, Brief aan J. de Vries in Briefw. gedrukt bij Messchert, D. II. bl. 97, 98; Verv. op Wagenaar; Rogge, Gesch. d. omwentel.; G.J. Pyman, Bijdrag. tot de voorn. gebeurtenissen in de Rep. der Vereenig. Nederl. sedert 1778 tot en met 1807; A.F.F. Jacobi, Verwond. Nederland v.d.J. 1780-1787; Rendorp, Memorien; Mauvillon, Mémoires; Th. Ph. de Pfau, Hist. d. Campagne des Prussiens; F. Bernard, Précis historiq. de la révolut. qui vient de s'opérer cet.; De beroerten in de vereenigde Nederl. van 1300 tot op den tegenw. tijd; Reguleth, Plegtige hist. redev.; Quint Oudaatje, Bijdr. tot de geschied. der Omwentel., Duink. 1792, 2 st.;
Voorda en Valckenaer, Rechtsgel. advys in de zaak van den gewezen stadhouder; J.J. Touby, Gedachtenis predikaatsie op zijne Hoogzalige Hoogheid Willem V, uit het Hgd. Rott. 1806; J.F. Petri, Leerr. over Psalm LXII:5, 6, ter gelegenheid v.h. afsterven van Willem V, gedaan in geref. kerk te Brunswijk, uit het Hgd.; De dood van Willem V enz. in samenspraken, geschikt voor het tooneel door Constans, Leid. 1806; De ontmoeting van