Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 17. Eerste stuk
(1874)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 200]
| |
Margaretha Halling, werd in 1599 te Amsterdam geboren. Hij vestigde zich te Dordrecht, waar hij door zijne moeder aan de aanzienlijkste geslachten vermaagschapt was, en werd aldaar in 1627 en 1628 vroedschap en schepen. Hij keerde echter na zijne geboortestad terug, waar hij in 1638 met dezelfde waardigheden bekleed werd, die hem te Dordrecht waren opgedragen. In datzelfde jaar kreeg hij, in plaats van zijn vader, in dit jaar overleden, zitting in het collegie der admiraliteit. Hij zat in dit collegie tot in 1647, waarna hij (1649) lid der rekenkamer van Holland werd. Ten tijde dat Cromwell de teugels van het bewind in Engeland had overweldigd, en de regering van Amsterdam in 1650 het belang inzag om het goed verstand met hem en het Parlement te onderhouden, werd Schaep door de Staten van Holland naar Engeland gezonden, met den rang van commissaris en met last om de regering te erkennen, het Parlement met zulke titels te vereeren als aan dit het aangenaamste zoude zijn, en de belangen van Holland bijzonder te bevorderen. Dit vermeerderde de verwijdering tusschen de Staten en de Stadhouder en tusschen de gewesten. Zijne handelingen hadden geensints het gewenschte gevolg; de verwijdering nam toe en Schaep keerde in 1651 terug. Later werd het zenden van een buitengewoon statelijk gezantschap noodig geoordeeld, Schaep werd op nieuw benoemd, nevens Cats en van de Perre. Cromwell zocht den oorlog, moest aan het volk afleiding en hoop op buit geven en alzoo was alles vergeefs. De verdeeldheid onder de ambassadeurs zelf bragt misschien veel toe om hunne pogingen te doen mislukken. De Engelschen noemden hen ‘de onvereenigde ambassadeurs der Vereenigde Nederlanden.’ Schaep verdient niet slechts als staatsman maar ook als geleerde vermeld te worden. Hij had zeer veel verzameld betreffende de geschiedenis van Amsterdam, die hij het voornemen had te beschrijven. Wagenaar heeft van die verzameling veel dienst gehad. Ook bezorgde hij de eerste uitgaaf van het Nederlantsche Placaetboek (Amst. 1644 in 2 dl.). Ook besteedde hij veel zorg en ijver voor de bewaring en schatting van 'slands charters bij den Hove van Holland bewaard gebleven, en waarvan hij, volgens van Wijn, een lijst heeft vervaardigd. Ook als dichter en penningkundige heeft hij zich verdienstelijk gemaakt. Hij huwde Johanna de Visschere, dochter van Johan de Visschere, burgemeester van Zevenbergen en Cornelia Pyll. Hij overleed in 1654. Zijn afbeeldsel, en dat zijner vrouw hing op het slot Develstein bij Dordrecht. Men heeft in handschrift van hem: Papieren van Gerard Schaep Pietersz., Commissaris van wegen de Staten in Engeland, in 1650 en extraord. Ambassadeur daarheen in 1651. 1650-1680 fol. | |
[pagina 201]
| |
Zijne gedichten zijn verspreid b.v. voor de Handvesten van J. van Eyck. Ook bezit men van hem: Zabynaja, of vermomde Loosheid; potsspel, uit het Spaens door G. Schaep Pz. vertaelt, en in Neder-duitse vaersen door J(an) Z(oet) gerijmd. Met een uit-koomst vermeerderd en op vele plaatsen verbetert. Amst. 1648. kl. 8o. Zie Wagenaar, Amdsterdam, D. V. bl. 73, D. XI. bl. 285-290; Dez., Vad. Hist., D. XII. bl. 206, 207, 213; van Wijn, Nalez. op de Vad. Hist. van Wagenaar, D. II. bl. 158; Act. publ. Angl., T. IX. p. 141, 142; Thurloe, Papers, Vol. I. p. 133; Aitsema, Saken van Staat en Oorlog, D. III. bl. 70, Res. Holl. 20 April 1651, bl. 194, 20 Mei, 15 Junij, 20 Julij 1651, bl. 257, 289, 400; van Leeuwen, Bat. Ill, bl. 1081; Balen, Beschrijv. v. Dordr., bl. 334, 335, 969, 1073; Foppens, Bibl. Belg., T. I. p. 360; Corn. Cau, Voorb. voor het Groot-Placaatboek; Schotel, Gesch. Let. en Oudheidk. Uitspan., bl. 110, 205 volgg; van Loon, Hedend. Penningk., bl. 131; Bizot, Medal. Hist. d. Repub.v. Holl., Amst. 1699, (voorr.) Visscher, Hist. Tijds., D. II. bl. 73 volgg.; Scheltema, Staatk. Nederl. Cat. van Voorst ms., p. 73; Cat. d. Maats. v. Ned. Lett., D. I. b. bl. 196; Paquot, Mém., T. II. p. 231; Hoogstraten; Kok; Nieuwenhuis; Kobus en de Rivecourt. |
|