[Dr. Gerard Schaep of Schaap]
SCHAEP of SCHAAP (Dr. Gerard), heer van Kortenhoef, zoon van Simon Schaep en Elisabeth Burgh, in 1594 te Amsterdam geboren, werd in 1624 tot raad in de vroedschap zijner geboortestad verkozen, en nam in dat zelfde jaar zitting in de schepenbank. Sedert zat hij aldaar nog 4 onderscheidene reizen (1626, 1629, 1634, 1635) om vervolgens in 1637 de burgemeesterlijke waardigheid te bekleeden. Tien maal bekleedde hij hierna deze waardigheid (1641, 1644, 1646, 1648, 1652, 1657, 1658, 1661, 1664, 1665). Gedurende de jaren 1654, 1655 en 1656, had hij zitting in het collegie der gecommitteerde raden van Holland en Westfriesland, van 1631-1633 in de rekenkamer van Holland, in 1649, 1650, 1651 in den Raad van State. In 1644 vertrok hij met Albert Souck, oud-burgemeester en hoofdschout der stad Hoorn en Joachim van Andrée, eersten en voorzittenden raad in den Hove van Friesland in gezantschap naar Denemarken, om een vrede tusschen dat koningrijk en Zweden te bemiddelen en tevens bij den Deenschen koning aan te houden op de herstelling der bezwaren over het verhoogen der Sondsche tollen, overeenkomstig met een verdrag honderd jaren te voren daaromtrent aangegaan. In 1655 was hij lid van de gewigtige commissie tot het herstel der geldmiddelen, die het belangrijk rapport bewerkte, dat door Mr. van Wijn onder de bijlagen van Deel II der Naleezingen is bekend geworden. Hij was sedert 1641 Curator der Leidsche Hoogeschool en overleed in 1666 en liet bij zijn vrouw Maria Spiegel geen kinderen na.
Zie Aitsema, Saken van Staat en Oorlog, D. II. bl. 947-950; Wagenaar, Amsterd., D. VII. bl. 11; Dez., Vaderl. Hist., D. XI. bl. 382; Scheltema, Staatk. Nederl.; Hoogstraten; Kok; Kobus en de Rivecourt; Schotel, Geschied. en Letterk. Uitsp., bl. 81; J. Vos, Gedichten, D. II. bl. 254; Siegenbeek, Gesch. d. Ned. Letterk., D. II. bl. 14.