den Staat en tot bemiddeling van den vrede te bewegen. Hij verwierf daardoor de goedkeuring zijner meesters en ook dien van den vorst, die hem tot den Zweedschen adelstand verhief en zijn wapen vermeerderde. Na 42 jaren het secretarisschap bekleed te hebben, legde hij, ten gevolge van eenig misnoegen, zijn ambt neder, en leefde sedert stil en ambteloos, tot dat hij in 1702 overleed. Hij was kanunnik ten Dom te Utrecht. Zijne vrouw Philippina van der Geer, uit het adelijk geslacht der van Swietens gesproten, schonk hem 16 kinderen, van welke eenige zonen en dochters hem overleefden.
Zie Wagenaar, Amsterdam, D. XI. bl. 271; Hoogstraten; Kok; Nieuwenhuis; Scheltema, Staatk. Nederl.