Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 14
(1867)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 285]
| |
te Heilo, in 1802 te Bommel op Overfllakkee, in 1812 te Minnersga, waar hij werkzaam bleef tot de dood hem in 1835 aan zijn gemeente en betrekkingen ontrukte. Volgens Glasius heeft hij een geschrift geleverd over de verschillende uitgaven der Polyglotten. Ook beoefende hij de Nederduitsche poëzy, blijkens zijne Jeugdige Gedichten. Franeker 1820, Kleine dichtstukjes bij en na de Goddelijke verlossing van ons dierbaar Vaderland in 1813. Ald. 1821 en eenige dichtstukjes van zijne hand in de Kleine dichterlijke Handschriften. Schak. VI. 139, 2e dr. D. IV bl. 269. Hij was een groot vriend van Bilderdijk, met wien hij briefwisseling hield.
Zie Glasius, Godgel. Nederl.; van der Aa, N.B.A.C. Woordenb.; Boekz. over 1835, D. II bl. 124, verv. Bilderdijk's brieven, door W. Messchert D. I bl. 241-302. |
|