[Otto I]
OTTO I, bisschop van Utrecht. Hij was de zoon van Otto I van Gelder, werd van zijne jeugd af voor den geestelijken stand bestemd en bragt een gedeelte er van te Utrecht door, waar hij het ouderwijs van zekeren Walter, een man van naam in de monnikenwereld dier dagen, genoot. Uit dankbaarheid voor zijne herstelling van een felle koorts, nam bij het kruis aan, en vertrok naar het H. land. Van daar teruggekeerd, werd hij proost van Xanten. In November 1212, werd hij, na den dood van bisschop Dirk, ofschoon nog geen 18 jaren, ofschoon hij wegens zekere kanonieke bepalingen voor het episcopaat niet in aanmerking mogt komen, ten gevolge van den invloed zijner familie, tot bisschop van Utrecht benoemd. Sommigen willen dat er om zijnent wil in het bisdom een scheuring ontstond, en dat hij de oorzaak van veel kwaads was: anderen prijzen zijnen mannelijken aard en zijn beleid in de behandeling van regtszaken. Veel werd er te Rome, onder Innocentius III, over zijn onkannonieken leeftijd gehandeld. In 1216 toog Otto derwaarts om op 's pausen bevel voor de cuie te verschijnen. Hij stierf op reis, eer hij haar ten halve volbragt had.
Zie Anonym. De rebus Ultraj. p. 14; Matth. ad Anonym. p. 185; Chron. de Traj. Matth. Anal. T. V. p. 337; Beka, Chron. p. 55; Caesar Heisterb. Dial. de miracul., T. III, p. 30; van Spaen, Hist. van Gelderl. D I, bl. 121; van Gils, Cath. Meijer, Memorieb. bl.