[Andreas Oosterbeek]
OOSTERBEEK (Andreas) werd in 1590 predikant te Abcoude en Baambrugge en in 1616 te Montfoort. Zijn geboorte en sterfjaar zijn onbekend.
Hij vertaalde uit het Latijn van Hospinianus:
Van den oorspronck ende voortganck der tempelen. Amst. 1606, waarvoor hij van de regering van Utrecht f 30 ontving, als ook Zes Boecken van den oorspronck ende voortganck der Monickerye van denzelfden autheur. Gouda 1609 4o. Achter de voorrede volgt een Latijnsch vers, geteekend: Andreas Oosterbeekius Velavianus. Welligt was hij uit de gemeente Oosterbeek afkomstig
Nog zijn van hem de vertalingen der Colloquia aliquot selecta van Erasmus en de Dialogi van Lucianus te Utrecht in 1613 in 4o. uitgegeven.
In het archief van Utrecht, door Dodt van Flensburg, vindt men D. V bl. 12 vermeld, dat op gunstig advies van F. Gomarus, den 26 Febr. 1609, werd geaccordeert het drukken te Amsterdam bij Joh. Evertsz Cloppenburch, voor den tijd van 6 jaren, van het boek van A. van Oosterbeek, zijnde het 2e deel der Martelaren ofte bijvoegsel ende aanhanck tot het Martelaersbouck.
Ook gaf hij in het licht:
Christelijck ende heerlijck discours van de weder-geboorte ende reformatie der kercke der beijden Testamenten, tot den afval toe, ende van de tyt ende maniere der leere des afvals; noch mede in welcke plaetsen de gheref. leere van Hussi, Lutheri, Zwingly ende Calvini tijden te vinden zij gheweest. Eerst in de hooch-d. sprake beschr. den Johan van Munster te Oostlage, ende nu in de neder-d. tale overgez. d. And. van Oosterbeeck. Hier is byghevoecht eene korte beschrijvinghe van den staet der kercken, afgehedeelt in sestien eeuwen. Tot Arnhem, by Jan Jung 1615 4o.
Zie Dodt van Flensburg, t.a.p.D. IV bl. 342; Sweertius, Alh. Belg. p. 124; Rogge, Bibl. van Contrarem en Geref. pamfletten bl. 147, Navorscher, D. IX bl. 359 D. X bl. 51, 298; Jöcher; Abcoude Naamreg. derde Aanh. bl. 10.