de bevelhebber ontving hen vriendelijk, en gaf hun, na eenige dagen toevens, een sterk geleide mede naar Brussel, waar de Aartshertogin Isabella hen eerlang, bij eene schriftelijke acte, in hare bescherming nam. De huisvrouw van van der Dussen volgde eerlang haren man naar Brussel, en strekte hem tot eene trouwe hulp in zijne ballingschap. Maar de heer van Stoutenburg was zoo gelukkig niet. Zijne echtgenoote Walburg van Marnix, dochter van den beroemden Philips van Marnix, heer van St. Aldegonde, weigerde hetzij aan gebrek aan liefde of uit weerzin in zijne misdaad, hem in zijne ongelegenheid gezelschap te houden, en liet hare afkeerigheid van hem en zijn doen openlijk blijken. De staten schreven sedert brieven aan de aartshertogin, met verzoek dat men hem zou overleveren; doch het werd geweigerd. Hij deed daarna eene reis door Frankrijk en Italie. Te Brussel wedergekeerd, vond hij zich in groote verlegenheid. Aan de eene zijde zocht hij door zijne vrienden, toen de tijden een weinig bedaard waren, pardon en landwinning te verkrijgen, van den anderen kant werd hij van de spaanschgezinden aangezocht, om zich onder hen in de krijgsdienst te begeven. Eenige vrienden raadden hem, dat hij in eenigen anderen oorlog, buiten nadeel van zijn vaderland, zijn fortuin zoude zoeken. Lang stond hij in twijfel, werwaarts over te slaan. Eindelijk besloot hij geheel van partij te wisselen, en zoowel de godsdienst als de wapenen van den vijand aan te nemen. In of omtrent het jaar 1626, nam hij dienst onder de aartshertogin, en sedert zag men hem, als ritmeester de wapenen voeren tegen het vaderland, tot groot verdriet zijner bloedverwanten.
Hij werd benevens zijn vader 17 Mei 1611 door koning Jacobus I van Engeland tot ridder geslagen.
(1) In Tres. rek. van Dordrecht 1590.
Jacob Muys van Holy de som 33 £ van 4 groot over zijne verschoten reyscosten ende vacatien, dat hij van wegen dezer stadt gecommitteert zijnde van heeren Staten van Hollandt is gereijst in de Haege, om als getuyge te staen over den doop van de zoone van den Advocaat van den Lande met Johan van Oldenbarneveldt, dte genoempt was Willem 33 £.
Zie Brandt, Hist. d. Ref., D. IV, bl. 291, 900, 903, 904-929, 933, 957, 959, 960; Wagenaar, Vad. Hist., D. X bl. 390, 450, 451, 452, 459, 461, 465, 467; Cerisier, Bilderdijk, Carleton, Lett. Mém. et Negociat, T. II p. 377, 379; Chr. u.h. Hist. Genoots., D. IV, bl. 102, 170, D. V, bl. 434, D. X bl. 23; v.d. Monde, Utr. Tijdsch., 2e s., D. II bl. 157; Lussicus, Hoogstraten, Kok, Kobus en de Rivecourt. Muller Cal. van portr.