aanraden zijner huisvrouw, naar Scheveningen, waar een visscher hem aanbood, hem elders heen te brengen. Verschrikt op het gezigt der ruime zee, ging hij met de visscher en zijn kamerdienaar langs het strand naar 't naaste dorp, waar een wagen besteld werd om hem naar Zandvoort en voorts naar Egmond te brengen. Hier trok hij een visscherspij aan, liet zich naar Petten brengen en van daar overvoeren naar Texel. Zich hier niet vertrouwende, stak hij naar Vlieland over, waar hij scheep dacht te gaan. Hij werd echter herkend, door den schout van het eiland gevat, naar den Haag gevoerd, op de gevangenpoort gezet en veroordeeld om onthalsd te worden, welk vonnis, nadat zijne moeder en vrouw, vergezeld van hun zoontje, den prins te vergeefs om genade hadden gesmeekt, aan hem werd voltrokken in 1623.
Hij was gehuwd met Anna Weytsen, vrouw van Brandwijk en Gijbeland, later hertrouwd met Jacob Westerbaan, en in 1648 overleden.
Zie 't Haegsche Discours, belangende de groote verraderij, onlangs ghehoort ende ghesien, met allen het gheene dat als tot noch toch toe in 's Graven-Haghe ghepasseert is. Met het Placeaet der Staten (van 9 Febr).; Publ. ter ontdekking van R. en W.v. Oldenb. Adr. v.d. Dussen ende als medebeleyders ende aendrijvers van de zamenzweering (in d. 16 Febr.) Copye ofte Brief dewelcke is overgesonden uyt 's Graven-Haghe dewelcke meesterdeel inhoudt het schriekelijck verraadt 't welck sij souden begaen hebben aan den Heer Pr. van Oranje; Het vierdaeghsche Licht van Februarij, daer in le sien is de wonderlijcke ende grouwelijcke Haeghsche Tragoédie: ofte compositie tegen het lieve vaderlandt ontdeckt door dese eerwaerdighe mannen enz.; Sententien, bij den Hove van Hollandt, ghearresteerdt jegens R.v. Oldenb. enz.; Justitia geschiedt in 's Gravenhage den 23 van Meert, over van Groenevelt, soon van den ouden Barnevelt.
Brandt, Hist. de Ref. D. II, bl. 647, 842, D. IV bl. 291, 909, 933, 941, 956, 1045, 1047, 1048, 1049, 1050, 1052; Uijtenbogaert, Leven, B. IX bl 183; Baudartius, Mém. Bl. X bl. 15; Dwinglo, Verantw., bl. 222, 223-229, 240, 304-306; P. Scriverius, Oud Bat. Aant. bl. 192, Jeannin, Negoc. T. II, p. 333, 334; Carleton, Lett. et Negoç. T. II p. 377, 390; Wagenaar, Vad. Hist., D. X, bl. 238, 391, 350, 453, 459, 461, 465, 473; Van Wijn, Nal. op Wagenaar, bl. 329, 360; Leven v. Nederl. Man. en Vrouw., D. V, bl. 210; van Deventer, Gedenkschr., van J.v. Oldenb., Chr. v.h. Hist. Genoots., D. V, bl. 304, D. VII bl. 49; Kok, Kobus en de Rivecourt. Westerbaen, Gedicht., Cerisier,; Bilderdijk, Halmael. R. en W. van Oldenb. trsp. Leeuw. 1828; J. de Wal, in Handel. d.d. Maats. v. Ned. Letterk. 1865, bl. 82, 154.; Muller, Cat. van portr.