[Odokar]
ODOKAR. Sommigen gissen dat hij dezelfde was met graaf Dirk I. Hij was een der graven die door koning Zwentibold van zijne waardigheid was beroofd, met wien zich Raginer, hertog van Hasbain en Henegouwen, na in 898 in de ongenade van dienzelfden koning gevallen en van zijne bezittingen beroofd te zijn, verbond. Zij wierpen zich in Durfos, waar zij zich verschansten. Zwentibold kwam met een leger voor die vesting, doch de ongenaaktbaarheid der plaats deed hem onverrigtea zake terugtrekken. Onmagtig om het langer tegen Zwentibold uit te houden, zochten Raginer en Odokar hulp bij Karel den eenvoudige. Karel bragt hierop zijn krijgsmagt bijeen, toog eerst naar Aken, en, na het bemagtigen dier stad, naar Nymegen, en reeds stond hij gereed dieper het land in te dringen en Zwentibold slag te leveren toen de vrede tusschen de beide vorsten onverwacht getroffen werd. Nu herhaalde Zwentibold zijne pogingen om Durfos te bemagtigen, doch te vergeefs, en zag zich genoodzaakt het beleg op te breken. Het rijk van Lotharingen werd na den dood van Arnoud, door de grooten Zwentibold ontnomen en aan Lodewijk, wettigen zoon van den eerstgenoemden gegeven. Na den dood van dezen veroverde Karel de Eenvoudige Lotharingen. Raginer en Odokar waren de eersten die hem toevielen.
Zie Regino ad annum 898, 899, 900; Butkens. Preuves