[Oda.]
ODA. De H. Oda was de dochter van eenen der koningen van Schotland, men gist van Eugenius VII, die in het jaar 700 leefde en tot in 716 het gebied over Schotland gevoerd heeft. Volgens de legende werd zij op eene wonderdadige wijze van eene blindheid genezen toen zij bij de heilige overblijfsels van den H. Lambertus, bisschop van Tongeren, een hedevaart had gedaan. In haar land teruggekeerd, ontvlugtte zij omtrent het jaar 722 het ouderlijk huis, begaf zich eerst naar den berg Gargan in Apulië en naar Rome, en vestigde zich eindelijk in de landstreek Taxandria. Er worden verscheidene plaatsen van het oude Taxandrië opgenoemd, welke eenigen tijd tot verblijf aan de H. Oda verstrekt zouden hebben, zooals de zandheuvels, welke zich aan de Poel, in het gehucht Mersele, onder Venray (vikariaat van Limburg) bevinden, waarom men daar ook een bedehuisje, ter harer eere opgerigt, aantreft. Er is ook eene groote kapel ter eere van de H. Oda bij de stad Weert gebouwd, ter gedachtenis dat deze heilige zich daar eenigen tijd in een afgezonderd bosch heeft opgehouden. Ook voert een zandheuvel aan den regteroever der rivier de Dommel, in het gehucht Vressel onder St. Oederode, van ouds den naam van St. Odenberg, omdat eene oude overlevering getuigt da de H. Oda daar eenigen tijd haar verblijf heeft gehouden, eer zij hare laatste woonplaats, omtrent drie vierde uurs van daar verwijderd, gekozen had. In deze laatste verblijfplaats ziet men nog een klein, rond en met gras begroeid zandheuveltje, welk mede den naam van St. Odenberg draagt,