[Jacobus Obreen]
OBREEN (Jacobus) geb. te Rotterdam 3 Oct. 1697, zoon van Otto Obreen oud kapitein van een jagt ten dienste van den Raad van Staten der Vereenigde Nederlanden en van Anna Swryters, werd in 1719 proponent, in 1721 predikant te Philippine, in 1725 te Aardenburg, in 1728 te Hulst, beoefende de latijnsche poëzy, blijkens twee latijnsche gedichten op het overlijden van zijn ambtgenoot Ernastus Ludovicus Diederix 20 Nov. 1729 overleden. Hij volgde hem als rector der latijnsche school aldaar op en sprak eene oratie uit de origine et progrissu literarum humaniorum in Belgio focderato. Hij overleed 5 Dec. 1737.
Zie Bockz. d. Gel. Wer. 1730 a bl. 115, bl. 97. 1738 a bl. 219.