rentia earum seminum, Cotyledonum, aliarumque partium, quae brevi tempore post earum propullulationem ac alterius incrementum, in iis conspiciuntur; quorum omnium utilitatem praefatio satis superque lectorem docebit. Investigata, effecta ac composita a David Meese. Leov. 1763. 4o. m. pl. Er zijn slechts twee stukjes van in het licht verschenen die in het Hoog- en Nederduitsch zijn overgezet.
Verhandeling over het nut der kruidkunde, in Verh. d. Holl. Maats. van Wetens. D. IV. 1768. bl. 133.
Eenige nasporingen avngaande de Huisplanten (musci). Met afb. t.a.p. bl. 171.
Verh. over de Paalwormen in Verh. v.h. Gen. Floreant lib. artes. D. I. Amst. 1771. 8o.
Het XIX classe van de Genera Plant. van Linaeus. Syngenesia genaamd, opgeh. en verm. enz. Leeuw. 1761. 8o.
Op de Bibliotheek der Leydsche Hoogeschool vindt men: David Meese, Hortulanus in Horto Medico Franequerano, Rudimenta Plantarum of eerste beginsels der planten, voortkomende naadat ze gezaaid zyn uyt haar zaad. Alle zooveel doenlyk was in deese hunne voortkoming en een weinig boven den grond voortgegroeid zynde veranderingen nagespeurd, afgeteekend en aangeschreven; en daaruit eene nieuwe leerwijze getrokken en by stukken voorgesteld en uitgegeven, waarvan 't eerste was in 1761.
Het werk bestaat (volgens de opgave van prof. Reinwardt) uit twee deelen in folio. Het eerste bevat 48 groot kwarte bladen met gekleurde benevens nog eenige ongenommerde teekeningen; alle voorstellende de kiemende zaden van een zeer groot aantal van gewassen. De teekeningen zijn allen zeer fraai en naauwkeurig, en van ieder kiemend zaad in de min of meer gevorderde staat van ontwikkeling van hetzelve, en dus ook een gedeelte van het jonge plantje (plumula) in onderscheidene teekeningen voorgesteld.’ Het 2e deel bevat den tekst of de verklaring van de teekeningen.’
Zie Aanteekeningen van twee proeven enz. door A. Roskam Kool, in de Verh. van het Bat. Genoots. te Rotterd. D. IV. bl. 190-163; G. de Vos, Comment. de Entozois, p. 33; C. Mulder, Orat. Inaug. p. 12, 24 nota 14; Konst- en letterb. 1822, D. II. bl. 242; 1824, D. II. bl. 419; Boekz. d. Gel. Wereld, 1791 a bl. 658; 1763, bl. 550-560; 1775 a. bl. 471; 1766, bl. 40; Adelung, Foriz. u. Erg. v. Jöch. Lex. i.v.; N. Mulder, Orat. de meril. D. Meese, cet. Gron. 1822.