[Jan Matsijs]
MATSIJS (Jan), zoon van Quintin Matsijs en van Alyt van Tuylt, omstreeks 1480 of 1500 te Antwerpen geboren, werd in 1531 als leerling in het St. Lucas-gild ingeschreven. Hij was een leerling van zijn vader, volgde diens stijl, doch stond verre beneden hem.
Van Mander gewaagt met lof van zijne schilderij, o.a. van twee oude mannen, die bezig zijn hun geld te tellen. Dit stuk berust thans welligt in het koninklijk Museum te Berlijn. Kramm noemt hem droog en stijf. Beter is zijn Heilige Antonius in gebed voor een crucifix aldaar. In de galerij te Weenen vindt men van hem een Doedelzakspeler met eene vrouw die op de fluit blaast, en een klein meisje op een tambourijn slaande, en Loth en zijne dochters, met eene grot, door wier opening men de zoutpilaar ziet. In het museum Ertborn te Antwerpen berusten twee zijner schilderstukken. Het bezoek van Maria en Joseph, 1558 en De genezing van den blinden Tobias 1564. In 1850 werden te Ameterdam zijn Valkenier voor f 1600, en zijn Kruisdrager voor f 1450 verkocht. Beide waren in de galerij van Willem II te 's Hage. Hij stierf, zoo men meent, in 1570. Zijn portret vindt men in van Manders Leven der Schilders, uitg. van de Jongh, plaat I No. 1.