ting (1617) en borststuk in ovaal, van Dr. F. Junius, 1630 van Jaspar de Souter, Burchgraeve, etc. (1623), van Hendrik Frederik, P.v. Nassau naar J. van Ravesteyn, van Philips Willem, P.v. Oranje, naar M. Mierevelt, van Abrah. Bloemaert, naar P. Moreelse, van Dr. Nicolaes Wigger te Haarlem, naar P. Soutman, van Paulus Merula in 4o., van Reinier Olivier van Sonhoven, 4o., van Philip Winghius, van Johannes Sems, 20 portretten der vrome Martelaren Gorcum. 1615. Ook vermeldt hij: De monster walvisch gestrand, 1598; De uittogt der Haarlemsche burgerij en eenige schutters uit 's Gravenhage, om in bezetting naar Heusden te
trekken in 1625; de H. Augustinus in bisschoppelijk gewaad. Een exemplaar zijner prentkunst. bestaande uit 270 stuks, werd op de verkooping van den Grave von Fries voor f 350,00 verkocht. Hij voltooide ook, na den dood van zijn stiefvader, Hendrik Goltzius, eenige onafgewerkte koperenplaten, waaronder de kapitale prent van twee bladen, voorstellende de Bruiloft van Kana in Galilea, naar Salviati; waarvan de eene helft door Goltzius en de wederhelft door Matham fraai is gegraveerd. Zijn portret is o.a. door van Velde gegraveerd naar de schilderij van P Soutman. Kramm en Muller vermelden anderen met een vierregelig latijns vers Hij overleed te Haarlem den 20 Jan. 1631.
Zie behalve Houbraken, J.C. Weijerman, van Eynden en van der Willigen, Immerzeel, Lev. der Holl, en Vl. Kunsts. D. II. bl. 207; Kramm, Lev. d. Holl. en Vl. Knnsts. D. III. bl. 1070; Le Comte, Konstkabinet, D. II. bl. 587; Resol. d. Stat Gen. 21 Jan. 1610 bij Dodt, Archief D.V.; Ampsing, Beschrijv. v. Haarlem, bl. 311; J. van Oudenhoven, Beschrijv. der stad Heusd. bl. 202; P. Seriverii, Poem. p. 435; Muller, Cat. v. portr.; Kobus en de Rivecourt.