[Maximiliaan Jacob de Man]
MAN (Maximiliaan Jacob de), zoon van den bovengemelden, werd 26 Junij 1765 te Nijmegen geboren, tot de krijgsdienst opgeleid en in 1785 buitengewoon ingenieur bij het corps der genie, in 1787 bij het legercorps van den Prins van Oranje, te Zeist, geplaatst, vervolgens (1789) tot gewoon ingenieur bevorderd, was hij bij de gevechten bij Warninck, Maubeuge enz. in 1793. Loffelijk gedroeg hij zich (1794) in het verdedigen der stad Grave, hem als kapitein der genie opgedragen door den Erf-prins van Oranje. Na in 1795 zijn ontslag genomen te hebben, hield hij zich onledig met het doen van triangulatiën metingen en karteringen in het rijk van Nijmegen, het land van Maas en Waal, den Bommelerwaard en het grootste deel der Veluwe. In Maart 1807 weder in dienst werd hij Luitenant-kolonel-adjunct bij den Generalen staf, en in December 1809 Directeur van het depôt van oorlog, en chef der Geographische ingenieurs. In 1809 werd hem het daarstellen eener telegraphische linie opgedragen, en als kommandant van het fort Bath was hij bij de campagne in Zeeland. In 1811 werd hij als luitenant-kolonel overgeplaatst in Fransche dienst, bij het algemeen depôt van oorlog te Parijs gevoegd, vervolgens tot chef van den generalen staf in de 5e militaire divisie benoemd zond hij, na het bijwonen der blokkade van Straatsburg, in Mei 1814, zijn ontslag in aan den Koning van Frankrijk. Nog in hetzelfde jaar werd hij door onzen souvereinen vorst tot kolonel der genie, en tot directeur van het archief van oorlog en topographisch bureau, in 1815 tot lid der Commissie om een reglement voor te stellen voor de administratie en discipline der Mil. Will. en in 1816 tot Gen.-maj. benoemd. Iets later werd hij eerste commissaris ter regeling der grensscheiding tusschen Nederland en Pruissen, vervolgens om de kaarten en archieven van onderscheidene ministerien te Parijs terug te vorderen en herwaarts te voeren, als ook de schilderijen en andere
voorwerpen door de Franschen uit ons land naar Parijs veroverd. Hoe zeer de Koning zijne diensten waardeerde, blijkt o.a. uit zijne benoeming (1824) tot generaal majoor, Ridder der M.W.O. 3e klasse, en tot kommandeur der O. van den Ned. Leeuw. In 1821 was hij president der Commissie ter ontwerping van eene topographische kaart van het Koningrijk der Nederlanden, op eene voor alle diensten geschikte schaal, terwijl er onder zijn toezigt verscheidene belangrijke kaarten wer-