Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 12. Eerste stuk
(1869)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 42]
| |
meente te Rotterdam, werd te Glenluce in het zuiden van Schotland geboren, en legde zich, na zich op lagere scholen te hebben voorbereid, te St. Andrews op de Godgeleerdheid toe. Hier genoot hij niet alleen het onderwijs, maar ook den omgang en de vriendschap van den beroemden Samuel Rutherford, dien hij, in betrekking van Secretaris, naar eene vergadering van Schotsche predikanten te Westmunster volgde. Teruggekeerd was hij eenigen tijd onderwijzer in de godgeleerdheid te St. Andrews en werd vervolgens predikant te Glasgow, in plaats van den beroemden Andrew Gray. Reeds had hij in deze gemeente vijf jaren met ijver en trouw gearbeid, toen eene uitdrukking die hij zich in eene leerrede, den 4 Februarij 1616 aldaar gehouden, had veroorloofd, oorzaak was dat hij gevangen genomen, naar Edimburg gevoerd, in den kerker geworpen, en veroordeeld werd het koningrijk binnen een half jaar te verlaten. Ondersteund door Lady Kenmure, die ook andere gebannen predikanten het noodige verschafte, begaf hij zich naar Rotterdam, waar hij van tijd tot tijd voor den Schotschen leeraar Alexander Petrie optrad, en de brieven van zijnen gestorven vriend en leermeester Rutherford, met eene korte levensschets er voor, in het licht gaf. Van Rotterdam begaf hij zich naar Utrecht, waar hij verscheidene jaren woonde, een vriend, raadsman en onderwijzer was der Engelsche studenten, die toen de academie aldaar bezochten, herhaalde malen in de Engelsche kerk aldaar predikte, zelfs gedurende de ongesteldheid van Mr. Best bij diens afwezigheid te Rotterdam eenige weken de dienst voor hem waarnam, vriendschappelijk met de hoogleeraren Voetius en Nethenus omging en den laatsten bij de uitgave van het hands. van Rutherford tegen den Arminianen hielp. Omtrent 1668 keerde Macward naar Rotterdam, dat toen een aantal gebannen Schotsche leeraars tot toevlugtsoord verstrekte, terug. Hier bewees hij de Schotsche gemeente belangrijke diensten en werd zelfs in 1671 tot tweede predikant benoemd. Slechts kort mogten zij het voorregt genieten hem als zoodanig te bezitten, daar hij op aanhouden van Karel II, met John Brown en Kolonel James Wallace, door de Staten-Generaal gelast werd het grondgebied der Vereenigde gewesten te verlaten. Hij predikte den 25 Februarij 1677 zijn afscheid en begaf zich naar Utrecht, waar hij noch door Karel II noch door de Staten vervolgd werd, te meer wijl de laatsten het besluit tot verbanning niet vrijwillig, maar tegen hun zin, op sterk aanhouden, ja zelfs bedreiging van den Koning, hadden genomen. In 1678 keerden de drie ballingen naar Rotterdam terug, en Macward overleed aldaar in December 1681. Hij was een man van buitengewone godsvrucht, de vraagbaak van velen, zoo in als buiten het land zijner ballingschap. | |
[pagina 43]
| |
Of echter zijne brieven, van welke Steven een uitvoerig verslag geeft, reeds het licht zien, is ons onbekend. Zijn History of the Church of Scotland is verloren. Hij was bevriend met den Rotterdamschen predikant Jacobus Borstius en vooral met Koelman, wien hij, bij de uitgave zijner vertalingen van de werken der Engelsche Godgeleerden, gewigtige diensten bewees, zoo als Koelman zelf erkent voor zijne overzetting van Mr. Hugh Bennings verhandeling, getiteld: Principles of the Christian religion. Behalve de door hem te Glasgow uitgesproken en door Hofman vertaalde en uitgegeven (Utrecht 1711 12o) leerrede en de brieven van Rutherford, (Rott. 1664), schreef hij eene voorrede voor John Browns verhandeling Christ the Way and the Truth and the Life. Rott. 1677. Bij Koelmans overzetting van Bennings gemeld werk voegde hij een stukje, getiteld: Holy Walking with God. Amst. 1678. 12o. Hij schreef ook een voorrede voor Durhams Commentary on the Revelation, een werk dat in 1744-45, in het Nederduitsch vertaald, met eene aanbeveling van Dr. Cornelius van Velzen van Groningen, in 2 dn. in 4o. te Amsterdam het licht zag. Voorts gaf hij in het licht: Solemn Appeal to Preachers in the times of spiritual declension, 1674, nimmer in het Engelsch uitgegeven, maar door Koelman naar een ms. vertaald en aan het licht gebragt met den titel: De wekker der Leeraren in tijden van verval. Rott. 1733, 12o. In de opdragt der 3de uitgaaf wordt Macward er de schrijver van genoemd. The poor Man's cup of cold water, ministered to the saints and sufferers for Christ in Scotland, 1678, Edinb. 1709. 4o. Banders Disbanded. The True Non-conformist, in answere to the modest and frec conference betwixt a Conformist and a Non-Conformist, about the present distempers of Scotland, 1671. 12o. Volgens Steven: an acute controversae work, adscribed to him, written to reply to Bishop Burnet. ΕΠΑΓΩΝΙΣΜΟΙ; or Earnest Contendings for the Faith; being the answers written to Mr. Robert Fleming's First and Second paper of Proposals, for union with the Indulged; the first paper printed Anno 1681. In which Answers, more sound and solid proposals for a safe and lasting union are offered; and a solemn appeal thereanent made. Whereunto some of the Author's Letters, relative to the sins and duties of the day, are annexed. By that faithful servant of Jesu Christ Mr. Robert Mac Ward, sometime minister of the Gospel in Glasgow, uitgegeven door Mr. John M'Main, Schoolmaster, at the Foot of Libertoun's, Wynd in Cowgate. Edinburgh, 1723. 12o. | |
[pagina 44]
| |
Zie Murray, Literary History of Galloway, 2e edit. p. 107; Murray's Life of Samuel Rutherford, p. 233, 234. Murray, Memoirs of Lord Kenmure vóór de laatste uitgaaf van Rutherford's Last and Heavenly Speeches of Viscount Kenmure. Edinb. 1827. 18mo. pp. 38-39. William Temple, Letters, Vol. III. p. 291, 292; comp. 248, 268, 311; M'Crie's Notices of colonel Wallace, p. 371; Steven, History of the Scottish Church at Rotterdam. (Reg.) |
|