[Daniel Theodore Huet]
HUET (Daniel Theodore), zoon van den vorige, werd 1 October 1724 te 's Hage geboren, studeerde in de godgeleerdheid, werd 21 Augustus 1748, in plaats van Pierre Jean Jacques de la Brune, bij de Waalsche gemeente te Vlissingen beroepen, en vertrok van daar in 1763 naar de Waalsche gemeente te Utrecht, waar hij 12 Mei 1795 overleed.
Huet was, even als zijn vader en grootvader, een uitstekend godgeleerde en tevens een niet onverdienstelijk Latijnsch en Nederduitsch dichter, blijkens zijne Lamentationum Jeremiae Paraphrasis poëtica, Traj. ad Rhen 1770, 4o. en de gedichten die van hem in zijne Inhuldiging van W.K.H. Friso als erfheer van Vlissingen, en in de Dichtkundige Cypressenbladen voorkomen.
Hij huwde 7 Junij 1750 Esther Joly van Vlissingen. Deze schonk hem 9 kinderen, van welke twee zonen predikant werden en eene dochter, gehuwd met den heer Berg man, de moeder was van dr. J.T. Bergman te Leyden.
Hij gaf, behalve zijns vaders leerredenen over den Catechismus van Calvijn, in het licht:
Inhuldiging van Z.D.H. Willem Karel Hendrik Friso, als Erfheer van Vlissingen, op den 5 Juij 1751, Amst. 1754, fol. m. pl.
Volgens Vrolijkhert, kostte dit werk aan de stad meer dan f 200. Zij vereerde Huet daarenboven voor zijne moeite met 50 dukaten, die een der thesauriers zelve hem bragt, en schonk aan ieder der stads predikanten een exempl.
De Goddelijkheid des Euangelies, afgeleid van deszelfs verborgenheden, Uit het Fr. vertaald. Utr. 1772, 8o.
Reflexions sur la nouvelle Apologie pour Socrate de Mr. J.A. Eberhard, Utr. 1774, 8o. Ook in het Holl.:
Bedenkingen over de nieuwe Apologie voor Socrates enz. Utr. 1774, 8o. Na zijn dood verschenen in het licht:
Sermons sur divers textes de l'E.S., Amst. 1797. 2 t. 8o.
Zie Haag, la France Protestante, o.h.w.; Hoeufft, Parn. Lat. Belg., p. 226; Vrolijkhert, Vliss. Kerkherv. Jubilé, bl. 2, 311, 334; van der Aa, Nieuw Biogr. Anth. Crit. Woordenb., o.h.w.; Abcoude, Naamr. van Boek., bl. 48, Aanhangs., bl. 44; Arrenberg, Naamreg. van Boek., bl. 254, Boekz der gel. wer., 1748, b., bl. 237; Cat. H.W. Tydeman, D. I. bl. 180.