[Hendrik Hudde]
HUDDE (Hendrik), in 1618 door aanstelling van prins Maurits raad en vier jaren later schepen van Amsterdam, verklaarde zich in 1628 tegen burgemeesteren, toen deze, uit vrees voor oproer in de stad, eenige vaandelen krijgsvolk daar buiten hadden gebragt. Hij schroomde niet hun opentlijk aan te zeggen: ‘dat zij 's lands soldaten doende komen voor de palen dezer stede, zonder voorgaande resolutie van den raad, gehandeld hadden tegen de privilegien.’
Wagenaar, Beschrijv. van Amst., D. IV. bl. 96, 422; Kok, o.h.w.