Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 8. Tweede stuk
(1867)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 1223]
| |
koopman, opper-koopman, eersten klerk, eersten secretaris, raad van Indië en directeur generaal, beklom hij in 1704 den hoogsten trap van gouverneur generaal der Nederlandsche bezittingen. Met grooten lof bekleedde hij al deze posten, en had voor zijn laatste en hoogste bevordering twee gezantschappen bij den koning van Bantam waargenomen. In 1710 keerde hij in het vaderland terug, volgens sommigen door bewindhebberen ontboden, volgens anderen op eigen verzoek van ontslag. Bewindhebbers waren niet onvoldaan over zijn bestuur, daar zij hem met een gouden penning ter waarde van f 150 beschonken. Hij stierf te Amsterdam 21 Februarij 1711, onmetelijke schatten, volgens sommigen wel honderd tonnen gouds nalatende. Hij huwde in 1691 jufvrouw van Oudshoorn en in 1706 weduwenaar zijnde Joanna Maria van Riebeck, oudste dochter van den directeur generaal van Riebeck en weduwe van Gerard de Heere, buitengewoon raad en landvoogd van Ceylon. Zijn eerste vrouw schonk hem eene dochter Petronella Wilhelmina, gehuwd na van Hoorns dood met Jan Trip, secretaris van Amsterdam, zoon van den burgemeester Trip, later met Lubbert Adolf Tork, heer van Rosendaal, raad ter admiraliteit van 't edel mogend collegie te Amsterdam wegens Gelderland. Zijne tweede vrouw hertrouwde met mr. Kornelis Bors van Waveren, heer van Leusden, Hamersveld en Donckelaar, schepen en raad van Amsterdam bewindhebber der West-Indische compagnie. Franc. Valentijn vervaardigde een grafschrift op van Hoorn en zijn portret vindt men benevens zijn levensbeschrijving in diens Beschrijving van Oost-Indië, D. IV. bl. 335 volgg.
Zie ook du Bois, Vies des Gouverneurs Hollandais, p. 268 suiv. (m. portr); Lev. van Ned. Mann. en Vrouw., D. V. bl. 37; Hoogstraten, Kobus en de Rivecourt, Kok, Vaderl. Woordenb., o.h.w.; Muller, Cat. van Portr. |
|