[Jan Jansz. van Hoorn]
HOORN (Jan Jansz. van) een wakker zeeman, die, na alvorens door menigen togt het vertrouwen zijner landgenooten verworven te hebben, door de West-Indische maatschappij tot admiraal werd bevorderd. In deze hoedanigheid vertrok hij in 1633 met een vloot van elf schepen van Fernambuk om op Paraïba een kans te wagen. Hij slaagde in deze onderneming gelukkig en de Portugezen waren, na korten tegenstand, genoodzaakt kamp te geven. Thans zond de admiraal zijne vloot, in twee smaldeelen, op de Spanjaards af, doch zij behaalden klein voordeel, de bemagtiging van eenige kleine scheepjes was al de vrucht hunner pogingen. Hierop zijne scheepjes van nieuws verzameld hebbende, wendde hij de steven naar de stad Truxillo, daar hij zich meester van maakte en een grooten buit behaalde. Vandaar zette hij koers naar de stad Campeche. Na eenigen tegenstand ontmoet en overwonnen te hebben, deed hij zijne manschap aan land treden, en den aanval beginnen. Ook hier moest de vereenigde magt der Spanjaarden en Portugezen voor de zijne zwichten. Zich niet in staat vindende om de stad behoorlijk te bezetten, verliet hij haar met den gevonden buit. Deze is de laatste zege die wij van den admiraal van Hoorn vermeld vinden.
Zie de Laet, Verhand. van de West-Ind. Comp.; Kok, Vad. Woordenb., o.h.w.