[Mr. Daniel Hooft]
HOOFT (Mr. Daniel) zoon van mr. Daniel Hooft en van Aletta Elias, geboren 2 September 1753 te Amsterdam, schepen en raad aldaar tot 1787, toen hij werd ontslagen. Hij werd vervolgens ontvanger van de gemeenelands middelen en stierf den 30 van Slagtmaand 1828. Hij handhaafde in den kring, waarin hij werkzaam was, steeds den naam van het aanzienlijk geslacht, van hetwelk hij afstamde. Hij was een vurig en gelukkig beoefenaar der letteren, die in hem ook een getrouwen beschermer vonden. Zijne kennis en smaak, zoowel als gezelligheid en goedheid van aard, gepaard aan een edelen inborst en zachtheid van karakter, verzekerden hem van de toegenegenheid van allen, die hem kenden. Hij was ridder van den Nederlandschen Leeuw, lid der 2de klasse van het Koninklijk Nederlandsch Instituut, curator van het athenaeum te Amsterdam en medebestuurder van de Hollandsche Maatschappij van Wetenschappen.
Hij verrijkte de verzameling van voorlezingen en verhandelingen van de tweede klasse van het Koninklijk Nederlandsche Instituut met
Verhandeling over de gaaf van navolging bij Poot.
Voorlezing over het lenigen der zielesmarten, naar aanleiding van het derde boek der Tusculanae Quaestiones van Cicero.
Voorlezingen over den stijl van den Ridder P. Cornelisz. Hooft.
Voorlezing van eenen Troostzang, gerigt aan den Heer Staatsminister Mr. W.F. Roëll wegens het overlijden van deszelfs echtgenoote.
Voorlezing over de Nederduitsche Synonymen.
Voorlezing eener geschiedenis van het Athenaeum te Amsterdam.
Levensschets van Mr. Hieronymus van Beverningh, gedrukt in de Verhand. der IIe Klasse van het Koninkl. Ned. Inst., D. IV. bl. I.
Over eenige trekken van overeenkomst en verschil tusschen de Dicht- en Schilderkunst.
Hij was een onverdroten medearbeider aan het Uitlegkundig Woordenboek op Hooft, door het Koninkl. Nederl.