[Jeremias Hollebeek]
HOLLEBEEK (Jeremias), zoon van Petrus Hollebeek en Sara Haan, regent van het staten-collegie, was predikant te Haamstede, Leiderdorp (1720), emerit. 1740, gestorven 1775. Hij schreef:
Bevorderlijk genadewerk, in de geloovigen gegrond op vaste en onbedrieglyke merkteekenen, met wegneminge van de groote zwarigheit der kleingeloovigen enz., Leid. 1755, 8o.
Den traagen kerkganger tot ijver opgewekt door den godvruchtigen kerkganger, nevens de dierbaarheid van Godts woordt ieder op het hoogste aangeprezen, Leid. 1746.
De zonde als oorzaak van Gods oordeelen over ons land aan yder tot afschrik voorgesteld, waarbij gevoegt een kort begrip van Godts verbond met den uytverkooren zondaer, Leid. 1747, 8o.
Twee Brieven, de een aan de predikanten, de ander aan de gemeentens van Nederland, Leid. 1748.
De handelingen van een getrouw predikant met zijne gemeente in dichtmaat, Leid. 1747, 8o.
J. van den Honert, De kerk in Nederlandt beschouwt en tot bekeering vermaant, waarby gevoegt is eene verhandel. over dezelfde stof door Jerem. Hollebeek, rustend predikant te Leiderdorp, Leid. 1748, 8o.
Een natuurlijk mensch in zijn valsche gronden en een geestelijk mensch in zijn ongegronde bekommering van zalig te worden, voorgestelt en ter toets gebragt aan Godts woordt, waarbij gevoegt is, de zomer en de winter van een waar geloovige, Leid. 1750, 4o.
Bevorderlijke genade werk, in de gelovigen gegrond op vaste en onbedriegelijke merk-tekenen, met wegneming van de groote zwarigheid der kleingelovigen, Leid. 1754, 8o.
Alle praktikale werkjes en Mengelstoffen, Leid., z.j., 6 stukjes, in 8o.
Zie Brans, Naamr., bl. 59; van der Aa, Nieuw Biogr Anth. Woordenb., o.h w.; Schotel, Kerk. Dordr., D. II. bl 99, 780; Glasius, Godgel. Nederl., o.h.w.; Arrenberg, Naaml. van Boek., bl. 193; Abcoude, Naaml. van Ned. Boek., Tweede Aanhangs. bl. 76; Boekz. der gel. wer. 1764, a., bl. 586.