oefenen. In 1723 deed hij in gezelschap van een jong edelman eene buitenlandsche reis, en in Holland komende vertoefde hij vier achtereenvolgende jaren aan de hooge school te Utrecht met het doel, om zich al meer en meer in de sterre- en natuurkunde, alsmede in de algemeene geschiedenis te bekwamen. Hij vertrok vervolgens naar Amsterdam, waar hij ten behoeve van jonge zeelieden voorlezingen hield over de stuurmans-kunst en de beginselen der sterrekunde. Hij keerde daarna naar Zweden terug.
Toen in 1733 eene groote zonsverduistering op handen was, gaf hij bevorens in het licht: Deutlichen Unterricht wie ein Jeder diese Sonnenfinsterniss beobachten kunne, welk werkje op kosten van de Wetenschappelijke Societeit te Upsala gedrukt, en algemeen door het geheele rijk verspreid werd.
In 1739 deed hij eene wetenschappelijke reis door Upland, Westmanland, Nersko, Dalarne en Gestrikland, met het oogmerk, om de geographische lengte en breedte van de voornaamste plaatsen in die gewesten te bepalen, ten einde zoodoende de noodige gegevens te verkrijgen tot het ontwerpen en in het licht geven van provinciaal-kaarten, waaraan destijds nog groote behoefte was. Tien jaren later (1749) werd deze reis nog eens door hem herhaald. In 1746 werd hij aangesteld tot koninklijk observator aan de sterrewacht te Upsala, doch deze betrekking mogt hij slechts vijf jaren lang waarnemen, want hij overleed in 1751.
Als een blijk van zijne liefde voor de sterrewacht en zijne gehechtheid aan de Universiteit, vermaakte hij haar zijne kostbare verzameling van wis- en natuurkundige boekwerken (1500 banden) alsmede zijne astronomische werktuigen, die hem zooveel genot verschaft hadden bij het bespieden van het heelal, en het peilen der matelooze ruimte. Behalve het reeds genoemde werkje, gaf hij met nog meer andere geschriften in het licht:
Observationer pä den Stora Cometen ar 1744 etc.
Om magnetnälens ätskilliger ändringar, som af framl. Prof. Andr. Celsius blijfvit jaktange och Sedan Vidare observarada.
Deze twee laatste zijn opgenomen in de Vetensk. Acad. Handl. 1745, 1746 en 1747.
Zie Meijer's Conversations Lexicon, 15ter Band, S. 838; Poggendorff, Handwörterbuch zur Geschichte der exacten Wissenschaften, S. 1114, 1115.