[Rutger van Haersolte]
HAERSOLTE (Rutger van), zoon van den voorgaande, komt het eerst voor als landrentmeester van Salland, daarna als drossaard van Lingen. Hij was de belangen van het huis van Oranje bijzonder toegedaan en werd in 1655 tot drost van Twente, bij meerderheid van stemmen, gekozen. Er kwam ten gevolge van deze benoeming eene scheuring in den landdag en de twist liep zoo hoog, dat beide partijen tegen elkander volk werfden en wapenden. De Staten van Holland wendden te vergeefs pogingen aan om tot eene verzoening te komen. Eindelijk werd door de bemoeijingen van Johan de Witt en door de uitspraak van Hunne Hoogmogenden de zoen getroffen, maar daarbij de benoeming van van Haersolte tot drost van Twente te niet gedaan.
Na in 1660 tot drost van Salland verkozen te zijn, beproefde hij in het volgende jaar op nieuw de bevordering van prins Willem III tot stadhouder van Overijssel. Het verhaal van de daaruit ontstane oneenigheden is elders te lezen. Ook nu waren de Staten van Holland scheidslieden, en ten gevolge van hunne uitspraak moest Haersolte zich een jaar onthouden van de waarneming van het drostambt, en zoude niet voor 1674 mogen voorzitten ter staatsvergadering van Overijssel. Hij overleed in hetzelfde jaar en kan met regt het slagtoffer genoemd worden van zijne vurige zucht om de belangen van het huis van Oranje voor te staan. Bij zijne echtgenoot Elisabeth Margriet van Pallandt liet hij geene kinderen na.
Zie Wagenaar, Vaderl. Hist. D. XII. bl. 403, D. XIII. bl. 344, 345; Kok, Vaderl. Woordenb. D. XX, bl. 389-392; Scheltema, Staatk. Nederl. D. I. bl. 409-411, door ons hier gevolgd; Overijss. Alman. voor Oudh. en Letteron, 1845. bl. 38.