Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 6

[Alexander Frensel]

FRENSEL (Alexander), Kapitein ter zee op het fregat Tobago van 24 stukken, was met dit schip onder het smaldeel van den Vice-Admiraal François van Aerssen van Sommelsdijk, naar de Middelandsche zee bestemd in 1725. Hij geraakte op de hoogte van kaap Finisterre, door Kapitein Wittenhorst bijgestaan, in een hevig gevecht met een Algerijnschen roover van 46 stukken. Doch het kwetsen van Wittenhorst en andere omstandigheden waren oorzaak dat de roover ontkwam, schoon Frensel hem anderhalf uur najaagde. Het gebeurde werd in een krijgsraad onderzocht, en de beide Kapiteinen werden met eer voor hunnen moed en ijver bedankt. Korten tijd daarna maakten Frensel en Wittenhorst jagt op een anderen Algerijn de Gouden Zon van 50 stukken, die na veel moeite eindelijk in de baai van Tanger door de beide Kapiteins en den Vice-Admiraal vernield werd. In hetzelfde jaar was Frensel een der gemagtigden tot den vredehandel met Algiers, waarin hij gelukkig slaagde. In 1744 voerde hij bevel over de Edam van 54 stukken, bij de vloot onder den Luitenant-Admiraal Grave, die zich met de Engelsche vereenigde, doch niets uitvoerde, dan alleen dat Fren-

sel een rijk geladene Franschen St. Domingovaarder prijs maakte. Hij, zoowel als de Vice-Admiraal Schrijver en Kapitein Boudaan, klaagden zeer over den ellendigen toestand van hunne schepen en volk. Hij werd in 1750 tot Vice-Admiraal bevorderd en nog eens in 1751 naar Algiers gezonden met een smaldeel, ten einde met dien roofstaat vrede te maken, waarin hij gelukkig slaagde. Verder wordt er niets meer van hem vermeld.

Zie de Jonge, Geschied. van het Ned. Zeewez. D. V. bl. 43, 48, 54, 117, 122, 127, 239, 279, 290.