niet, om den Graaf van het onderzoek omtrent den gevangenen Steven Paret verslag te geven.
Hij werd in 1592 lid van den Hoogen Raad van Holland, Zeeland en West-Friesland, en deed als zoodanig den 4den Septemper den gevorderden eed. Ook toen behield hij zijnen invloed in staatszaken, zoo als bleek onder anderen uit zijne aanstelling tot hoofd der commissie, die de uitspraak van de Staten Generaal in de hevige geschillen tusschen de stad Groningen en de Ommelanden in 1597 zou overbrengen en de rust aldaar herstellen. De waardigheid van Voorzitter van den Hoogen Raad zou hem voorzeker niet ontgaan zijn, indien zijne inzigten reeds toen niet met die van Oldenbarnevelt verschild hadden, en deze die waardigheid niet voor zijnen schoonzoon, Reinoud van Brederode, Heer van Veenhuizen, begeerd had. De verwijdering tusschen den Advokaat en Francken werd daardoor vermeerderd, en deed laatstgenoemde meer tot Prins Maurits overhellen, wiens vriend hij weldra mogt genoemd worden.
Groot was de haat die Francken koesterde tegen Spanje. Geheel zijn leven was hij op middelen bedacht, om den Koning van dat rijk nadeel te berokkenen. Daarom was hij in 1606 een ijverig voorstander tot oprigting eener West-Indische Maatschappij, en toen hij ontwaarde dat Oldenbarnevelt, om het sluiten van den vrede te bevorderen, het oprigten dier Maatschappij tegenstond, toonde Francken zich niet ongeneigd zich aan te sluiten aan Hendrik IV, Koning van Frankrijk, die zich zeer gezet betoonde op het bezit der West-Indiën, en verklaarde bereid te zijn zich in Frankrijk met der woon neder te zetten, ten einde dat doel te bereiken. Zoo zeer was hij met de verwezenlijking van dat plan ingenomen, dat hij zich, naar het oordeel van een onzer oudere geschiedschrijvers, eene zeer bondige kennis verworven had van de geheele gesteltenis, de kusten, landen, vaarten en sterkten der gewesten en eilanden van West-Indië.
Hij bleef echter in het vaderland, en bij het begin van de kerkelijke twisten hield hij den middenweg, keurde alle scheuring af en beijverde zich om de gemoederen te bevredigen, ofschoon hij bij den voortgang der twisten meer openlijk de zijde der Contra Remonstranten was toegedaan. De treurige afloop daarvan beleefde hij niet, daar hij den 11den October 1617 overleed. Anderen stellen zijn dood, minder juist, op het jaar 1619. Hij was gehuwd met Elisabeth van Westerbeek. Francken was de schrijver van:
Wederleghinge van seker boeksken, uitghegheven byFrançois Verhaer, genaemt: Onpartydighe verclaringhe der oorzaken des Nederlantsche oorloghs enz. Breda, 1618. 8o.
Of dit hetzelfde werk is dat van hem het licht zag onder