tasten, werd hij daarbij in den buik gewond en gevangen genomen. Naar Rijnberk gevoerd, werd hij behoorlijk verpleegd, doch overleed op den 1sten September, een dag na het gevecht. Zijn lijk, en dat van Graaf Ernst van Solms, werd door Mondragon aan Maurits gezonden, en den 22sten October daaraanvolgende met groote staatsie in de groote kerk te Arnhem begraven. Zijn dood werd algemeen betreurd; inzonderheid door Prins Maurits, met wien bij te Leiden gestudeerd had. Mondragon zelf erkende zijne dapperheid, en zijn oudste broeder Graaf Willem Lodewijk mogt met regt aan zijn vader schrijven dat hij den naam van Nassau met eer in het graf gedragen had, en een parel onder zijne broeders geweest was. Jammer dat hij zich, naar de gewoonte van zijnen tijd, niet ontzag, om wel eens eenen te sterken dronk te doen, die hem dan tot roekeloosheid deed overslaan. Had hij een langer leven gehad, dan ware hij, meer bedaard geworden zijnde, een ervaren krijgsman geworden, van wien nog zooveel voor het vaderland te verwachten was. Zijne afbeelding ziet het licht.
Zie Bor, Nederl. Oorl. B. XXVIII. bl. 577 (39), B. XXIX. bl. 604 (3), B. XXX. bl. 678 (7), 757 (64), B. XXXI. bl. 831 (42), 844 (52), 847 (54). B. XXXII bl. 5 (1), 8 (4), 28 (21), 43 (33); Orlers, Geslachtboom der Grav. van Nassau, bl. 44-47, met portret.; van Meteren, Ned. Hist. D. V. bl. 411, 423, 454, D. VI. bl. 71, 153, 175, 203, 254; Wagenaar, Vaderl. Hist. D. VIII. bl. 205, 373, 379, 389, 403, 422, 424; (van Hasselt), Kron van Arnh. bl. 244; Bosscha Ned. Held. te Land. D. I. bl. 301, 314, 324; (Boonzayer en Merkus) Geschiedk. Aanteek. betrek. Loevestein, bl. 62, Bijl. bl. 58; Geschiedk. Aant. omtr. het beleg van Gron. in 1594, bl. 6, 14, 25-27; Muller, Cat. van Portr. bl. 20; Groen van Prinsterer, Archiv. T. VI. p. 297, T. VII. p. 567, T. VIII. p. 71, 128, 187, 229, 438, Deuxième Série, T. I. p. 343-346; Arend, Algem. Geschied. des Vaderl. D. III. St. I. bl. 451, 463, 486, St. II. bl. 14-16, 22-26.