heeft. Overigens bewijst het andere gedeclte, dat hij een geheel ongeletterd man was, die weinig oordeel, veel min de noodige historische kritiek bezat. Het is daaraan dan ook toe te schrijven, dat zijn werk veelal uit overleveringen en volksverhalen bestaat, wat het eerste gedeelte betreft; ten aanzien van het tweede gedeelte is het als kronyk zeer belangrijk, daar het menigvuldige verhalen en bijzonderheden, ook afschriften van oude verbonden bevat, die welligt zonder zijne bewaring verloren geweest zouden zijn, al is het ook dat hij het, naar den geest dier dagen, versierd heeft met bijgeloovigheden en verhalen, die den toets der waarheid niet kunnen doorstaan.
Zie Suffridus Petrus, de scriptorib. Fris. p. 427; Sweertius, Athen. Belg., p. 119; de Chalmot, Biogr. Woordenb.; de Wind, Bibl. der Nederl. Geschiedschr., D. I. bl. 9-16, 223-225, die wij hier voornamelijk volgden; Nijhoff, Bijdr. voor Vaderl. Gesch. en Oudheidk, D. II. bl. 221; Eeckhoff, Geschied. van Friesl., bl. 486.