[Jacob Cool]
COOL (Jacob), meer bekend onder den naam van Jacobus Brassica, werd geboren te Rotterdam, en was een bloedverwant van den bekenden Reinier Snoy. Hij overleed den 4den November 1637 en was een uitmuntend en geleerd man, om zijne opregtheid geroemd. Door zijne zorg kwam ten jare 1620 de kronijk van Snoy, verrijkt met een door hem geschreven levensberigt des schrijvers, benevens eene inleiding en opdragt in het licht. Toen zijn voornemen daarvan bekend werd, ontbrak het niet aan de zoodanigen, die genoemde kronijk voor fabelachtig hielden, onder anderen Dousa, Scriverius en Baudius, die hem en zijnen bloedverwant Bockenberg, op wien men het ook niet voorzien had, openlijk, ofschoon onder bedekte namen in een menigte van puntdichten hekelden.
Hij schreef:
Consolationem de pestilentiae morbo. 1584, 8o.
Apologos, seu facete dicta. 1586, 8o.
Isagogen sive introductionem ad mortem. 1587, 8o.
De eerto Vitae genere deligendo; ad Filium. 1598, 8o.
De Etymo Hollandiae libellus, Harl., 1599, 8o.
Saturnalia, sive sententias, ad imitationem paradoxorum Ciceronis disputatas, etc. Lugd. Bat., 1601.
Apologia pro eodem adversus Janum Dousam; videlicet Responsionem ad Objectiones Dousae. Lugd. Bat. 1601, 8o.
Saliare ad J. Philomusum. Lugd. Bat., 1601 8o.
Poemata ad eundem. Delph., 1603.
Zie de Chalmot, Biogr. Woordenb. op Brassica; de Wind, Bibl. der Nederl. Geschiedschr., D. I. bl. 117, 221, 558; Kronijk van het Histor. Genootsch. D. II. bl. 173, 175.