[Hendrik Casimir, Baron van Coehoorn]
COEHOORN (Hendrik Casimir, Baron van), zoon van den voorgaande, geboren den 13den Mei 1683, was de erfgenaam der bekwaamheden zijns vaders. Even als deze trad hij vroegtijdig in dienst van den staat en bekleedde den rang van Ridmeester, totdat hij den 21sten Februarij 1705 bij commissie tot ordinaris Ingenieur werd aangesteld, waarop hij den 28sten dierzelfde maand afstand van zijne betrekking als Ridmeester deed. Den 27sten Februarij 1706 aangesteld tot Directeur der approches, fortificatiën en loopgraven, deed hij zijnen eed den 15den Maart daaraanvolgende en werd in October deszelfden jaars bevorderd tot Luitenant-Kolonel titulair. Om redenen, welke niet bekend zijn, ongenoegen opgevat hebbende, bedankte hij op het onverwachts voor zijne bedieningen, zonder dat de verschillende pogingen der regering, hoe dringende ook, in staat waren, om hem van besluit te doen veranderen. Hij ging te Leeuwarden in stilte wonen, alwaar hij in hoogen ouderdom den 16den September 1756 ongehuwd overleed.
Reeds in 1697 zocht Czaar Peter de Groote hem over te halen, om in Russischen dienst over te gaan, doch zijn melancholisch gestel deed hem er voor bedanken.
Men verzekert, dat hij de bekwaamste Ingenieur van zijnen tijd was, en in de vestingbouwkunde weinig voor zijnen vader, dien hij tot leermeester had gehad, behoefde onder te doen. Doch hij was een zonderling en grillig mensch, die, alleen om een ongegrond vermoeden van verongelijking, bij aanhoudendheid weigerde, zijne verhevene talenten ten nutte van zijn vaderland aan te wenden. Hij leefde zeer afgezonderd, zag nagenoeg niemand, ja zeer zelden zijne eigene bloedverwanten, en bragt meest zijnen tijd door met het teekenen en wasschen van plans en nieuwe ontwerpen van fortificatiën, die allerkeurigst moeten zijn bewerkt geweest; doch zoodra was niet een stuk voltooid, dat hem soms weken arbeids had gekost, of hij