toen hij, bij het uitbarsten van de omwenteling, Algemeen Secretaris werd van het voorloopig bestuur, dat zich in naam van den Prins van Oranje, aan het hoofd der zaken stelde. Den 1sten Januarij 1814 werd hij tot Commissaris-Generaal bij de Britsche hulpstroepen aangesteld, en in het zelfde jaar nog benoemd tot Ambassadeur van den Souvereinen Vorst bij de Vereenigde Staten van Noord-Amerika, welken post hij in October aanvaardde. In October 1815 werd hij met den titel van Baron in den adelstand verheven en in December 1816 tot Ridder van den Nederlandschen Leeuw benoemd.
Zijne beeldtenis gegraveerd door Jacob Ernst Marcus, naar de teekening van Hendrik Willem Caspari, komt voor in H. Bosscha, Geschied. der Staatsomwent. St. II. bl. 1.
Zie C. van der Aa, Geschied. van den Oorlog 1793-1803, bl-299; H. Bosscha, Geschied. der Staatsomw. St. I bl. 154, St. II bl. 163; Konijnenburg, Nation. Gedenkb. der Nederl. Unie. bl. 123; Register op de Staats Courant.