Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 3
(1858)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij[Arend Gerard van Cappelle]CAPPELLE (Arend Gerard van), een broeder van den voorgaande, geboren te Leiden, den 16den Mei 1795, toonde reeds vroeg lust en geschiktheid voor de studie, waarbij het voorbeeld van zijnen uitstekenden broeder niet zonder invloed bleef. Door dien broeder werd ook aan zijne studiën van het begin af de doelmatigste rigting gegeven. Na te Amsterdam alle klassen der Latijnsche scholen te hebben doorloopen, legde hij zich aan het athenaeum aldaar, op de Letterkunde toe, met | |
[pagina 177]
| |
dat gevolg, dat hij den 27sten Januarij 1816 te Utrecht met hoogen lof tot eandidaat in de letteren bevorderd werd. Nadat Cappelle, den 10den Junij des volgenden jaars, op het verdedigen eener verhandeling over Zenobia Koningin van PalmyraGa naar voetnoot(1) tot Phil. Theor. Mag. et Litt. Hum. Doet. bevorderd was. werd hij in het jaar 1818 tot Conrector der Latijnsche scholen te Arnhem benoemd. Na eenige tijd die betrekking met lof te hebben waargenomen, werd hij in 1819 aangesteld tot Praeceptor aan de Latijnsche scholen te Amsterdam, waar hem in 1825 het conreetoraat werd opgedragen, welken post hij met den loffelijksten ijver heeft waargenomen, tot in het jaar 1835, toen hij tot Reetor bij de zelfde inrigting werd bevorderd. Bij het aanvaarden van het rectoraat had hij zich tevens belast met het onderwijs in de wiskunde, te zamen met den Praeceptor Johannes Jacobus Koning, eenmaal zijnen leerling, nu reeds zijnen ambtgenoot. Door de grondigheid en bevattelijkheid van zijn onderwijs, verwierf hij zich steeds de achting en toegenegenheid der weldenkenden onder zijne leerlingen. De omvang van het onderwijs, dat op de school werd gegeven, heeft onder zijn bestuur in vele opzigten eenige uitbreiding ondergaan, vooral wat het Grieksch betreft, waarvan vrooger slechts in de hoogste klassen de allereerste beginselen werden onderwezen. In het jaar 1847 zijn emeritaat bekomen hebbende, overleed hij den 28sten April 1852 te Arnhem. Van Cappelle is tweemaal gehuwd geweest, eerst met zijne nicht Adriana Petronella Boone, die hem in 1830 door den dood ontrukt werd, en wier kinderen alle reeds vóór haar waren overleden, en laatstelijk met Boudewine Donker Curtius, die hij met zeven kinderen achterliet. Hij heeft in het licht gezonden: Verzameling van Grieksche Woorden, ten gebruike der scholen. Amst. 1835, 12o., waarvan in 1840 een derde druk het licht zag. De dichterlijke wijsgeerige geest der Grieken, blijkbaar in hunne taal en fabelleer. Amst. 1828. 8o. P. Terentii Afri Comoediae, quas ad fidem optimarum editionum castigavit, illustravit, edidit A.G. van Cappelle. Amstel. 1831. Prolusio scholastica habita die XXVI Sept. 1834, in memoriam viri doctissimi G.J. Zillesen, defuncti die V Sept. 1834, anno aetatis LXI. Amst. 1835 8o. Commentatio de regibus et antiquitatibus Pergamenis. Amst. 1841 8o. Vol. II. In alle deze werken gaf Cappelle blijken van meer dan ge- | |
[pagina 178]
| |
wone kunde. Geen wonder dus dat de Leidsche Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde hem in 1828 en het Provinciaal Utrechts genootschap van Kunsten en Wetenschappen in 1832 met hun lidmaatschap vereerden.
Zie Algem. Konst- en Letterbode, 1816, D. I. bl. 62, 1828. D II. bl. 21, 1831. D. II. bl. 293; (de Jong), Alphab. Naaml van Boeken; supplement op dat werk, (Briukman), Alphab. Naaml. van Boeken; en vooral Bijdragen tot de kennis en bloei der Nederl, gymnasien voor 1853, welke wij hier voornamelijk gevolgd zijn. |
|