[Pieter Camstra]
CAMSTRA (Pieter), broeder van den voorgaande, werd in 1479 benoemd als scheidsman in een geschil tusschen de Monniken van Hasker- en Nesserkloosters in Haskerland en Utingeradeel gelegen, met het bestuur van den Leppedijk, over het maken en onderhouden van Dijkhuisterzijl. Toen in 1481 de tweespalt tusschen de Schieringers en Vetkoopers in Westergoo eenen hoogen trap had bereikt, en, bij gelegenheid van de belegering van Hottinga-huis te Nieuwland, Wy be Sirtema van Grovestins, door list van Swob Sjaerdama, weduwe van Jarich Hottinga, gevangen was genomen, werd Camstra met nog zes anderen als scheidslieden verkozen, om zoo mogelijk eene verzoening tusschen de strijdende partijen te bewerken. Zij hadden de voldoening in hun oogmerk te slagen; de door hen gemaakte voorwaarden werden opgevolgd, Scherne Wybe uit zijne gevangenis ontslagen, en de vreemde krijgsknechten, door beide partijen aangeworven, uit het land gezonden. Met zijnen broeder Feycke Camstra was hij bij den aanval op Leeuwarden tegenwoordig, en nam met hem de vlugt. Woedend over deze nederlaag, maakten zich de Schieringers gereed, bloedige wraak te nemen, doch eenige vredelievende mannen bewerkten gelukkig eene verzoening, waartoe Pieter Camstra het eerst toetrad, terwijl vele anderen zijn voorbeeld volgden. Den 1sten November werden tusschen hem en de stad Leeuwarden een Compromis opgemaakt, bij hetwelke hij zich, onder verband van zijne bezittingen te Bilgaard, onder Jelsum en in de stad, de verpligting oplegde, om na te komen wat door de zoenslieden zoude worden bepaald, onder anderen dat hij de vijanden van Leeuwarden geen verblijf