[Gerrit Buyskes]
BUYSKES (Gerrit), waarschijnlijk een zoon van Mr. Pieter Buyskes en van Arnoldina Adriana Jordens, gedoopt den 6den December 1765 en geboren te Enkhuizen, waar zijn vader Burgemeester was, werd in September 1786 door Gecommitteerde Raden van het Noorderkwartier tot Schout en Dijkgraaf van Texel en Baljuw van het Eijerland aangesteld, en bekleedde dien post met zoo veel lof, dat men hem, ondanks zijne Patriottische denkwijze, na de omwenteling van 1787 in die bediening liet en hij, die, uit vrees van bloot te staan aan de geweldadigheden dier eilanders, van daar geweken was, in December van Gecommitteerde Raden last ontving zich weder derwaarts te begeven. Op Texel aangekomen, weigerde de Burgemeesters van de dorpen Oostereind en de Waal hem als Schout en Dijkgraaf te erkennen. Het gemeen van Oostereind, ten getale van omtrent 400 gewapenden, begeleid door zekeren Lammert Dijke, en dat van het Oude-Schild, onder aanvoering des schippers van 's Lands schuit, met eenige roeijers, kwamen in het hoofddorp den Burg, waarvan Buyskes de Regenten op het Raadhuis deed zamenroepen, ten einde, naar tijdsomstandigheden, een besluit te nemen. De zamengeschoolde volksmenigte, dit vernemende, bezette het dorp den Burg en het huis van den Schout zoodanig, dat er niet dan met gevaar was uit te komen. Het razen, schelden, vloeken en dreigen, werd gevolgd van houwen met den sabel, geld afpersen en besloten met het oploopen van den huisdeur, waarop Buyskes besloot de bijeengeroepen vergadering van Regenten weder te laten afzeggen. Dit geweld duurde tot 's avonds te 6 ure, als wanneer vier personen ten zijnen huize kwamen, zich Gecommitteerden noemende van gemelde volkshoop. Zij dwongen hem, onder bedreiging van anders niet voor het behoud van hem, zijne vrouw en huis te willen instaan, hen naar de Herberg de Vergulde Kikkert te vergezellen,
hier werd hij gebragt voor eene vergadering van omtrent vijf-en twintig man. Gemelde Dijke voerde het woord en vroeg: ‘op wiens orde hij heden op Texel kwam?’ Niettegenstaande hij nu zijnen lastbrief vertoonde, dwong men hem te beloven binnen driemaal vier-entwintig uren zich van het eiland te verwijderen. Eene nadere bedreiging hem den volgenden dag gedaan, deed hem besluiten Texel te verlaten en zich naar Amsterdam te begeven. Vanwaar hij eenen brief aan Gecommitteerde Raden van het Noorderkwartier