Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 2. Derde en vierde stuk
(1855)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij[Pieter Luitjeszoon Buyskes]BUYSKES (Pieter Luitjeszoon) of Peter Luytgesz. Buyskens, gesproten uit een der voornaamste burgergeslachten van Noord-Holland, was onder het getal dier ingezetenen van Enkhuizen, met welke Diederik van Sonoy, op naam van Prins Willem I, in het jaar 1570, in onderhandeling trad om de stad uit de magt van Alva te wringen en Oranje's zijde te doen kiezen. Dit wilde echter | |
[pagina 1672]
| |
toen niet gelukken. De Regering, genoegzaam geheel Spaanschgezind, was te waakzaam en 's Prinsen magt te gering, om vooralsnog, met eenige hoop van goeden uitslag, iets van belang tot afwerping van het Spaansche juk te kunnen ondernemen. Doch in 1572 werd Buyskes door den Prins van eenen lastbrief voorzien, om Enkhuizen te doen omslaan en de vijandelijke schepen, welke voor de stad lagen, te bemagtigen. Buyskes en Cornelis Janszoon Brouwer verhinderden eenige dagen later, dat Paulus van Loo, Drossaard van Muiden, met een karveelschip vol krijgsvolk, in de stad gelaten werd. Ook bewerkte Buyskes een verdrag met de Wethouderschap, waarbij onder anderen bedongen werd, geen bezetting van de eene noch van de andere zijde in te nemen. Aan van Loo vroeg hij: ‘wat hier te doen, en waarheen met die knechten?’ De Drost stond op deze vragen als het ware bedremmeld, en wist niet te antwoorden; waarop Buyskes hem beval, ‘terstond zijne biezen te pakken, of dat hij hem beenen zou maken.’ Van Loo wachtte niet naar de uitvoering der bedreiging, maar maakte zeil ten einde een goed heenkomen te zoeken. Hoe Enkhuizen kort daarna geheel tot de zijde van den Prins van Oranje oversloeg hebben wij op de art. Dirk Jansz. Brouwer, Cornelis Jansz. Brouwer en Jacob Dirksz. BrouwerGa naar voetnoot(1) gezien. Buyskes gedroeg zich onder alle de beroerten, welke van tijd tot tijd binnen Enkhuizen voorvielen, zeer gematigd, en wist meer dan eens de burgerij, bij wien hij zeer geliefd was, tot bedaren te brengen. Op raad van Hans Kolterman nam hij 350 man in soldij en gaf elk hunner zeven stuivers op hand en wel uit zijne eigen beurs, want er werd geen geld op het stadhuis gevonden ook betaalde hij de busschieters en anderen. Doch deze waren naauwelijks acht dagen in dienst geweest, of zij kwamen op het stadhuis roepende: ‘wij moeten geld hebben, of willen de stad weer Papist maken.’ Nadat zij een en andermaal die bedreiging gedaan hadden, en zonder geld niet tot reden te brengen waren, stond Buyskes op en zeide: ‘ik zal het gaan halen,’ zoo als hij ook deed, terugkomende met zoo veel geld, als noodig was om hun voor eene week de bedongen soldij te betalen, hetwelk ten gevolge had, dat zij zoo lang tot hunnen pligt gehouden werden tot dat de Watergeuzen in de stad kwamen. Met de verandering der Wethouderschap, die hierop volgde werd Buyskes met het volste regt het eerst onder de Staatsgezinden tot Burgemeester aangesteld. In 1587 ontving hij van Prins Maurits Commissie als Admiraal van het Vlie, in welke betrekking hij ook te water door dappere daden de zaak der vrijheid uitstekende diensten bewees. Hij overleed in 1606 en was getrouwd met Pietertje Semeins, bij wie hij eenen zoon verwekte. | |
[pagina 1673]
| |
Zie Bor, Nederl. Oorl., B. V. bl. 323 (233), B. VI. bl. 372-374 (270-272); van Meteren, Nederl. Hist., D. II. bl. 51-66; Hooft, Nederl. Hist., bl. 231-235; Brandt en Centen, Hist. van Enkhuisen, D. I. bl. 111 en 112, D. II. bl. 10; Wagenaar, Vaderl. Hist., D. VI. bl. 357-360, 396; Kok, Vaderl. Woordenb., D. VIII. bl. 1146-1149; de Chalmot, Biogr. Woordenb., D. V. bl. 105-108; Scheltema, Staatk. Nederl.; Algem. Woordenb. der Zamenl., bl. 250; Siegenbeek, Geschied. der Burgerw. in Nederl., bl. 42-50. |
|