het Fransche Keizerrijk was ingelijfd, in 1811, uitgewisseld en keerde alzoo naar het Vaderland terug. Onder Napoleon bleef hij den Lande dienen, voor zoo veel dit voor de Marine alstoen mogelijk was. Zijne bekwaamheid en uitmuntende hoedanigheden werden door Koning Willem I op den regten prijs geschat, daar deze hem tot een der drie Commissarissen-Generaal benoemde, die de Oostindische Koloniën van het Britsche Bestuur moesten overnemen. Aldus in 1816 op Java teruggekeerd, vond hij er reeds een jaar later de gelegenheid zich te onderscheiden. Hij dempte den destijds uitgebarsten gevaarlijken en bloedigen opstand, in de Molukkos, op Honimoa en nabijgelegen eilanden, uitgebarsten, waarbij hij met even veel beleid en vastberadenheid als menschlievendheid te werk ging, zoodat het Nederlands gezag in die gewigtige bezittingen voor goed gevestigd werd. Ter belooning van zijne handelwijs in deze moeijelijke omstandigheden werd hij door den Koning met het Commandeurs-kruis der Militaire Willems-Orde heschonken. Bij zijne terugkomst naar het Vaderland, in 1819, op het linieschip de Admiraal Evertsen, trof hem het ongeluk dat dit schip bij het eiland Diégo Garçia zoodanig lek werd, dat men genoodzaakt was het te verlaten, waarop de Schout bij Nacht even als alle de overige opvarenden, op de gelukkig in de nabijheid zijnde Amerikaansche brik the Pickering, Kapitein Ides, overgingen, die hen eerst behouden op Diégo Garçia aan land bragt en vervolgens naar l'Isle de France overvoerde, vanwaar Buyskes, den 29sten Julij 1819, met het Britsche koopvaardijschip the Cadmus naar het Vaderland terugkeerde, latende den 25sten November op de reede van Hellevoetsluis het anker vallen.
Sedert dien tijd was Buyskes in verschillende commissiën en betrekkingen werkzaam en diende het Vaderland door zijne raad en ondervinding. Hij stierf den 23sten Januarij 1838 op zijn landgoed Valkenbosch onder Loosduinen, bij zijne echtgenoote, E.C. von Romond, nalatende eenen zoon, Mr. Pieter Buyskes, geboren aan den Helder den 31sten October 1794, en thans Vice-President bij het Geregtshof te 's Gravenhage.
Buyskes was Ridder der Orde van den Nederlandschen Leeuw en sedert 1827 Lid van het Provinciaal Utrechtsch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen.
Zie C. van der Aa, Geschied. van den Oorl. van 1793-1802, D. VII. bl. 428-436; Stuart, Jaarb. van het Koningr. der Nederl. 1818, St. I. bl. 339 en 340. 1819, St. II. bl. 33; Biogr. Nation.; Algem. Konst- en Letterbode 1827, D. II. bl. 137, 1838, D. II. bl. 217; van Kampen, de Nederl. buiten Europa, D. III. bl. 518, 519, 427-530; Gal. Hist. des Contemp.; Q.M.R. Ver-Heull, Herinn. van eene reis naar de O.I., D. II. bl. 155-175, 178, 232, 243-245; 's Gravenhaagsche Stads-Alm. 1839, bl. 62 en 63; Teenstra, Nederl. Overz. Bezitt., bl. 613 en 614; de Jonge, Nederl. Zeew., D. VI. St. II. bl. 19-417, 459, 523, 531, 563, 568, 583, 690, 612.