[Barthold Douwe van Burmania]
BURMANIA (Barthold Douwe van), een zoon van Sjuck van Burmania en Jeepk van Douma, geboren in November 1695, trad in jeugdige leeftijd in de krijgsdienst. Dan Epo Sjuck van Burmania en anderen zijne bekwaamheden leerende kennen, bragten hem weldra in de staatkundige loopbaan.
Na eerst in of namens Friesland onderscheidene Staatscommissiën bekleed te hebben, werd hem eerlang de gewigtige betrekking van Envoyé aan het Hof van Weenen opgedragen, waar hij in 1744 de verbanning der Joden uit Bohemen, waartoe de Koningin besloten had, wist voor te komen. Hij bleef onafgebroken in deze bediening tot den 24sten Maart 1766, toen hij ongehuwd te Weenen overleed. Door wijsheid en trouw verwierf hij veel roem; ook in het rijk der wetenschappen was hij, inzonderheid als Letterkundige, bekend; achter den naamrol der Raden van den Hove van Friesland vindt men eenige Latijnsche verzen van hem van vrij goeden stempel.
Zie van Wijn, Naleez. op de Vaderl. Hist. van Wagenaar, D. II. bl. 407-409; Scheltema, Staatk. Nederl.