[Gemme Onuphrius van Burmania]
BURMANIA (Gemme Onuphrius van), zoon van Idzard van Bur-Burmania en van Anna Doed van Schwartzenberg, geboren in in 1696, trad in krijgsdienst en werd den 28sten November 1738 Kolonel der Infanterie, doch onderscheidde zich niet alleen bij het krijgstooneel, maar was bovendien Opperstalmeester van Prins Willem IV, die hem in 1738 naar Zeeland zond, ten einde met de Staten van dat gewest over het Markgraafschap van Vere en Vlissingen te handelen. Hij slaagde destijds even weinig als bij eene tweede reis in 1739, doch bij de groote omwenteling van 1747 zag hij zijne wenschen gelukken, terwijl hij toen meestal den Vorst vergezelde. Inmiddels den 1sten Januarij 1742 tot den rang van Brigadier bevorderd en Kolonel van een Friesch Regement-Infanterie zijnde, lag hij daarmede in 1746 te Namen in bezetting, toen die stad door de Franschen werd aangevallen. Met kracht verzette hij zich in den krijgsraad, welke den 30sten September was bijeengekomen, tegen den voorslag tot overgave van het kasteel, en deed nevens anderen het voorstel om den storm op het fort Oranje af te wachten en dan het oude kasteel met alle zijne toornwerken en het voorliggende Terra Nova, alle welke werken een nieuw beleg vorderden, met kracht te verdedigen, en toen dit werd van de hand gewezen, vorderden zij, dat hun dan ten minste verlof werd gegeven, om met hunne regementen een goed heenkomen te zoeken. De waterstand van de Maas bood eene doorwaadbare plaats aan, en zij hoopten, door de weinige troepen, welke de vijand op den regteroever der rivier had, heen te slaan, en zich eenen veiligen aftogt naar Luxemburg of Maastricht te banen. Ook dit voorstel werd afgeslagen, en terwijl