Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 2. Derde en vierde stuk
(1855)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij[Pieter Burman]BURMAN (Pieter), meestal bekend onder den naam van Petrus Burmannus Secundus, de jongste broeder van de beide voorgaanden, geboren te Amsterdam den 23sten October 1713, kwam, na zijnen vader vroeg verloren te hebben, onder het opzigt van zijnen oom Pieter Burman, en volbragt zijne jeugdige letteroefeningen aan de Latijnsche scholen van zijne geboortestad; bezocht vervolgens beurtelings de Hoogescholen van Utrecht en Leiden, alwaar hij, op het voetspoor van zijnen oom en naamgenoot, inzonderheid de Fraaije Letteren en Regtsgeleerdheid beoefende, en daarin vooral geen minder roem verwierf dan deze oom. Hij werd ten jare 1734 tot Doctor in de Regten bevorderd, na het verdedigen van eene letterkundige regtsgeleerde Verhandeling over het regt van gouden ringen te dragenGa naar voetnoot(3). In Junij 1735, werd hij door Curatoren van Frieslands Hoogeschool, tot Hoogleeraar in de Welsprekendheid en Geschiedenissen te Franeker aangesteld en deed te dier gelegenheid in Maart van het volgende jaar, eene Redevoering over de oordeelkundigenGa naar voetnoot(4). In 1741, werd Burman met den titel van Hoogleeraar in de Dichtkunde | |
[pagina 1606]
| |
vereerd; en in 1742 werd hij als Hoogleeraar in de Welsprekendheid en Talen te Amsterdam beroepen en deed bij het aanvaarden van zijnen post eene Redevoering over de Dichterlijke ingevingGa naar voetnoot(1). In 1744 werd hij mede tot Hoogleeraar in de Dichtkunde benoemd, in 1752 tot Bestierder van de Stadsboekerij, en in 1753 tot Opziener van het Gymnasium. Na deze zijne onderscheidene posten met veel ijver en nut voor de studerende jeugd, te hebben waargenomen, overleed hij den 24sten Junij 1778, op zijn buitenplaats Sandhorst, bij Wassenaar, na dat hij een jaar te voren zijn professoraat had nedergelegd; en werd, om zijne uitmuntende geleerdheid, door alle voorstanders van Letterkunde betreurd. Hij muntte vooral uit als een Latijnsch Dichter, vol vuur en met een echten dichtgeest bezield, doch had eenigermate den scherpen aard van zijnen oom, zoo als zulks blijkt uit zijne hooggaande vijandschap met Christiaan Adolf Klotz en Christophorus Saxe Hij was gehuwd geweest met Maria Elizabeth van der Streng, die hij den 8sten Maart 1745 in het kraambedde verloor. De volgende werken zijn door hem ter drukperse bezorgd: A dr. Henr. Valesii Emendationum et de Critica libri, quos edidit, cum Praefatione et Notis. Amst. 1740. 4o. Nic. Heinsii Adversariorum Libri VI. Harlingae 1742. 4o. Oratio in obitum cl. Cornelii Sieben, Jurisprudentiae Professoris. Amst. 1743. 4o. Petri Burmanni Majoris Poëmatum Libri IV. Amst. 1745. 4o. Virgilii Opera, cum Scholiis et variorum Notis, ac praecipue ineditis. Nic. Heinsii, Patruique sui P. Burmanni. Amst. 1746. 2 vol. 4o. Specimen novae editionis Anthologiae Latinae, et Animadversionum ad Epigrammata et Catalecta Veterum Poëtarum Latinorum Prodromus. Amst. 1747. 4o. Oratio in obitum cl. Jac. Phil. d'Orville Hist. Elog. et Linguarum Professoris. Leid. 1751. 4o. Petri Lotichi Secundi, Solitariensis, Poëmata omnia etc. Amst. 1754. 2 vol. 4o. Anthologia veterum Latinorum Epigrammatum et Poëmatum, sive Catalecta Poëtarum Latinorum, etc. Amst. 1759-1773. 2 vol. 4o. Aristophanis Comaediae undecim, graece et latine, cum nova octo comediarum interpretatione latina, et notis ad singulas ineditis Stephani Bergleri, nec non Caroli Andreae Dukeri, etc. Lugd. Bat. 1760. 4o. Claudii Claudiani Opera, a Petro ejus Patruo, recognita, cum curis secundis Nic. Heinsii et Adnotationibus P. Burmanni Secundi. Amst. 1760. 4o. | |
[pagina 1607]
| |
Ciceronis Rhetoricorum ad Herennium Libri IV. etc. cum ineditis Animadversionibus Johannis Georgii Graevii et Francisci Oudendorpii, et praefatione editoris de auctore Rhetoricorum ad Herennium. Lugd. Bat. 1761. 4o. Oratio de Maecenatibus doctis validissimo Musarum praesidio. Amst. 1763. 4o. Jac. Phil. d'Orville Sicula, quibus Siciliae veteris rudera, additis antiquitatum tabulis illustrantur. Amst. 1764. fol. Elegia de Eruditionis neglectu et luxu reipublicae perniciosis. Amst. 1765. 4o. Brederodius, seu libertatis Batavae secularia altera. Amst. 1766. 4o. Analecta Belgica. Lugd. Bat. 1772. 2 vol. 8o. Poëmata. Lugd. Bat. 1774. 4o. Commentarius perpetuus in Sexti Aurelii Propertii Elegiarum Libros IV, zijnde dit werk door het overlijden van onzen Hoogleeraar onvolkomen blijven liggen, doch vervolgens te Utrecht in 1780 in 4o in het licht gegeven, nadat het door den geleerden Laurens van Santen was opgevat en gelukkig voltooid. Burman is door Jacobus Houbraken in plaat gebragt.
Zie Vriemoet, Athen. Frisiae, pag 829-831; Wagenaar, Beschrijv. van Amsterd., St. IV. bl. 554; Saxe, Onomast. Liter. Pars VI. pag. 533-536; de Feller, Dict. Hist.; de Chalmot, Biogr. Woordenb.; Hoeufft, Parnasus Belg., pag. 221 et 222; Ypeij en Dermout, Geschied. der Nederl. Herv. Kerk, D. III. bl. 640-644; Nieuwenhuis, Algem. Woordenb. van Kunst. en Wetens., D. I. bl. 498; van Kampen, Geschied. der Nederl. Letteren en Wetens., D. I. bl. 421; D. II. bl. 258 en 259, 267 en 268; D. III. bl. 168, 170; Hofman Peerlkamp, de Poët. Latin. Nederl., pag 512-516; Collot d' Escury, Holland's Roem, D. IV. bl. 45 en 46, A. bl. 260-262, 264; Biogr. Nation.; Algem. Woordenb. der Zamenl.; van Lennep, Illustr. Amstelod. Athen. Memor., pag. 65-67, 97, 178, 192-198, 202, 209, 246-249; Biogr. Univ., Tom. III. pag. 274 et 275. |
|