Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 2. Derde en vierde stuk

[Lambert van der Burch]

BURCH (Lambert van der), een broeder van den voorgaande, geboren te Mechelen, den 11den Augustus 1542, werd in het jaar 1555 Kanunnik en den 28sten April 1582 Deken van St. Maria te Utrecht. Daarop heeft hij onder de Staten der provincie Utrecht zitting genomen en wendde met zijne Medekanunnikken alle pogingen aan om de Roomsch Katholijke godsdienst, welke destijds aan het vervallen was, staande te houden; doch al zijne moeite was te vergeefs, en hij moest zijns ondanks, op bevel van het kapittel, de Unie van Utrecht onderteekenen. Ten jare 1586, werd hij benevens zijn broeder Adriaan en nog een aanzienlijk getal zoo geestelijke als wereldlijke personen, door toedoen van Leicester uit de stad gebannen. Naderhand toen het gezag van Leicester geen invloed meer had, kwam hij te Utrecht terug, waar hij zijne overige dagen in eene geletterde ledigheid doorbragt tot hij den 17den Augustus 1617 overleed, den roem nalatende van een zeer geleerd man te zijn geweest.

Van hem is in druk verschenen:

Sabaudorum Ducum, Principumque Historiae Gentilitiae libri II. Leid. 1599 et Antv. 1609. 4^o.

Preces Rythmicae latinae ad Divam Virginem.

De Vita, variis successibus et tristi exitu Guidonis Comitis Flandriae. Traj. 1615. 8^o.

Aedis D. Mariae Virginis in civitate Ultrajectensi admiranda origo. Traj. 1617.

Zijne zinspreuk was: Domine quis sustinebit (Heer, wie zal 't bestaan).

Zie Bor, Nederl. Oorl., B. XXI. bl. 721 (32); Sweertii, Athen. Belgic., pag. 509; v(an) H(eussen) en v(an) R(hijn), Kerk. Outh., D. II. bl. 140; Halma, Tooneel der Vereen. Nederl., D. I. bl. 184 en 185; van Hoogstraten en Brouërius van Nidek, Groot Algem. Hist. Woordenb., B. bl. 440 en 441; Burman, Traj. Erud., pag. 46-50; Kok, Vaderl. Woordenb., D. VIII. bl. 1164; de Chalmot, Biogr. Woordenb.; Biogr. Nation.; Tijdschr. voor Geschied. Oudh. en Statist. van Utr. 1836, bl. 263; Biogr. Univers.; Algem. Konst- en Letterbode 1849, D. I. bl. 19.