[Jan Bulthuis]
BULTHUIS (Jan), waarschijnlijk een neef van den voorgaande, geboren te Groningen den 30sten December 1750, genoot daar eenig onderwijs in de Teekenkunst bij H. Wieringa; doch werkte daarna gedurende acht jaren te Amsterdam bij den Kunstschilder Jurriaan Andriessen. Hij behaalde bij de Stadsteeken-akademie te Amsterdam, in 1785, de gouden eerepenning, en schilderde zeer fraai onderscheidene behangsels; doch later legde hij zich op het teekenen met Oost-Indische inkt toe, en heeft alzoo op eene zeer verdienstelijke wijze een aantal Nederlandsche gezigten geteekend, welke door Karel Frederik Bendorp in het koper gebragt zijn. In P. Loosjes Az., Beschrijving van de Zaanlandsche dorpen. Haarl. 1794, vindt men onderscheidene gezigten door Jan Bulthuis naauwkeurig en fraai geteekend, en door de Graveurs Daniel Veelwaard, Daniel Vrijdag en C. Bogerts in het koper gebragt. Men heelt ook van Bulthuis enkele geëtste prentjes, waaronder een met drie liggende schappjes.
Door zijn jigtachtig gestel en door andere gebreken meer en meer ongeschikt wordende tot het beoefenen der kunst, werd hij, weder naar Groningen gaande, aldaar door eenige vrienden en kunstgenooten in zijne behoeftige omstandigheden ondersteund. Vervolgens naar Amsterdam teruggekeerd, overleed hij aldaar den 29sten Mei 1801 in het Buitengasthuis.
Zie van Eynden en van der Willigen, Geschied. der Vaderl. Schilderk., D. II. bl. 415 en 416; Feith en Lulofs, Redev. en Dichtreg. uitgespr. ter gelegenh. van het 25jarig feest van het Depart. Gron. der Maats. T.N.v. 't Algem., Aant. bl. 145; Immerzeel, Levens en Werken der Kunsts., uit medegedeelde berigten aangevuld.